Prepositions Flashcards
Over
About
Boven
Above
Over
Across
Na
After
Tegen
Against
Onder
Among
Rond
Around
Als
As
Op
At
Voor
Before
Achter
Behind
Onder
Below / beneath
Naast
Beside
Tussen
Between
Buiten / Achter
Beyond
Maar
But
Door
By
Ondanks
Despite
Naar beneden
Down
Gedurende / tijdens
During
Behalve
Except
Voor
For
Uit / van
From
In
In
Binnen
Inside
Nabij
Near
Volgende
Next
Van
Of
Op
On
Tegenover
Opposite
Uit
Out
Buiten
Outside
Over
Over
Rond
Round
Sinds
Since
Via / door
Through
Tot / totdat
Till
Aan
To
In de richting van
Toward
Anders
Unlike
Omhoog
Up
Zonder
Without
Volgens
According to
Vanwege
Because of
Dicht bij
Close to
Dankzij / door
Due to
Met uitzondering van
Except for
Verre van
Far from
In plaats van
Instead of
In de buurt van
Near to
Naast
Next to
Voorafgaande aan
Prior to
Tot aan
As far as
Evenals
As well as
Voor
In front of