VOC unit 2 entrepreneurs and bussiness Flashcards
1
Q
Ondernemings
A
Entrepreneurial
2
Q
Een ondernemer
A
An entrepreneur
3
Q
Ondernemingszin
A
Entrepreneurship
4
Q
Steunen
A
To support/ supportive
5
Q
Een bron van inspiratie
A
A source of inspiration
6
Q
Inspireren
A
To inspire
7
Q
Inspirerend, stimulerend
A
Inspirational
8
Q
Potentieel, mogelijkheden
A
Potential
9
Q
Winst maken
A
To make profit
10
Q
Verlies maken
A
To make loss
11
Q
Winstgevende
A
Profitable
12
Q
Onkosten verminderen
A
To cut express
13
Q
Vaste kosten
A
Overheads
14
Q
Een voordeel
A
A benefit
15
Q
Voordelig
A
Beneficial
16
Q
Een werknemer
A
An employee
17
Q
Een werkgever
A
An employer
18
Q
De ceo
A
The ceo
19
Q
De president - directeur
A
Executive
20
Q
Een salaris
A
A salary
21
Q
Een maximum salaris
A
A maximum wage
22
Q
Grondstoffen
A
Raw matrials
23
Q
Een pas opgericht bedrijf
A
A start-up
24
Q
Een bedrijf stichten
A
To found a company
25
De stichter
The founder
26
Een concurrent
A competitor
27
Concurreren
To compete
28
Concurrerend
Competitive
29
Met geld steunen
To subsidize
30
Overheidssteun
A subsidy
31
Vraag en aanbod
Supply and demand
32
Een aandeelhouder
A stockholder
33
Aandelen
Shares
34
Aandelenmarkt
To stock market
35
Investeren, belegen
To invest
36
Inverstering, belegging
An investment
37
Een investeerder, een belegger
An investor
38
