Test unit 6 Flashcards
1
Q
Een uitwisseling
A
An exchange
2
Q
Intergratie
A
Intergration
3
Q
Onafhankelijkheid
A
Independence
4
Q
Onderdompelen
A
To immerse
5
Q
Slagen
A
To succeed
6
Q
Heimwee
A
Homesickness
7
Q
Een probleem
A
An issue
8
Q
Je talenkennis verbeteren
A
To improve your language skills
9
Q
De kans grijpen
A
To seize the opportunity
10
Q
Een gastgezin
A
A host family
11
Q
Een voordeel
A
A perk
12
Q
Financiering
A
Funding
13
Q
Zich veroorloven, kunnen betalen
A
To afford
14
Q
Toegelaten worden
A
To get admitted
15
Q
Een fantastische uitstap
A
An amazing trip