Voc. p. 125 Flashcards
1
Q
Pro
A
+ abl. : voor; in plaat van
2
Q
Se (acc.)
A
hij, (zich)zelf, hen
3
Q
Clamare
A
clamo, clamavi, clamatum: roepen
4
Q
Cogere
A
cogo, coegi, coactum: samendrijven; dwingen
5
Q
Iam
A
reeds, ook
6
Q
Omnis
A
omnis, omne: geheel, alle
7
Q
Quidam
A
quaedam, quiddam/quoddam: een of ander(e), een zekere