Voc. Les Vêtements: Nederlands -> Frans Flashcards
Een kledingsvoorschrift
Un code vestimentaire
Een gang
Un couloir
Een leerkracht
Un enseignant
Een stijl
Un look
Een probleem
Un problème
Een topje met spaghettibandjes
Un top à bretelles
Een kledingstuk
Un vêtement
Vreemd
Bizarre
Overdreven
Exagéré
Verboden
Interdit
Monotoon, ééntonig
Monotone
Praktisch, handig
Pratique
Belachelijk
Ridicule
Streng
Sévère
Turkoois, blauw groen
Turquoise
Kledings-
Vestimentaire
Houden van (iets)
Aimer quelque chose
Houden van + inf.
Aimer + inf.
Bekennen
Avouer
Kwetsen
Blesser
Combineren
Combiner
(Iets) aandoen
Mettre (quelque chose)
Beschermen
Protéger
Herkennen
Reconnaître
Nadenken
Réfléchir
Denken
Penser
Iets/ iemand respecteren
Respecter quelque chose/ quelqu’un
(Ergens) blijven
Rester (quelque part)
Zich kleden (met)
S’habiller (de)
Verven (van het haar)
(Se) teindre
Een kleur
Une couleur
Een speelplaats
Une cour de récré
Een gewoonte
Une habitude
Jaloesie, afgunst
La jalousie
Een regel
Une règle
Inhouding, strafstudie
Une retenue
Sinds
Depuis
Eerlijk gezegd
Honnêtement
Toch
Quand même
Behalve
Sauf
Geluk hebben
Avoir de la chance
Wat hij wil
Ce qu’il veut
Enerzijds…anderzijds
D’une part…d’autre part