Voc. Demander Et Expliquer Le Chemin: Nederlands -> Frans Flashcards
Excuseer mij, meneer/mevrouw.
Excusez-moi, Madame/Monsieur.
Pardon, meneer, ik ben een beetje verloren.
Pardon, Monsieur, je suis un peu perdu(e).
Ik zoek de straat…
Je cherche la rue …
Kan u mij zeggen hoe ik naar het station ga?
Pourriez-vous me dire comment aller à la gare?
Waar bevindt zich het commercieel centrum?
Où se trouve le centre commercial?
Is het ver (van hier)?
C’est loin (d’ici)?
Het is heel dichtbij.
C’est tout près.
Het is niet ver.
Ce n’est pas loin.
Het is gemakkelijk te vinden.
C’est facile à trouver.
Het is een beetje ingewikkeld.
C’est un peu compliqué.
Het is niet gemakkelijk te vinden.
Ce n’est pas facile à trouver.
Ga rechtdoor/ naar links/ …
Allez tout droit/ à gauche/ …
Neem de volgende straat links/ de derde straat rechts/ …
Prenez la prochaine rue à gauche/ la troisième rue à droite/ …
Draai naar links/ naar rechts.
Tournez à gauche/ à droite.
Steek de brede lange weg/ de weg/ de brug/ het park/ de laan… over.
Traversez le boulevard/ la route/ le pont/ le parc/ l’avenue…
Blijf rechtdoor gaan.
Continuez tout droit.
Volg de weg.
Suivez la route.
Blijf gaan tot aan het kruispunt/ het park/ de verkeerslichten/ de brug/ het rondpunt…
Continuez jusqu’au carrefour/ au parc/ aux feux/ au pont/ au rond-point…
Op de hoek van de straat
Au coin de la rue
Naast de apotheek
À côté de la pharmacie
Dicht bij de kerk
Près de l’église
Aan je links/ aan je rechts
Sur la gauche/ sur la droite
Op het einde van de straat
Au bout de la rue
Tegenover de supermarkt
En face du magasin