Voc. Le Portable À L’ecole Flashcards
Een argument
Un argument
Een nadeel
• un désavantage
• un incovénient
Een huistaak
Un devoir
Een “vaste klant”
Un habitué
Een pesterij
Un harcèlement
Een lid
Un membre
Een ontspanningsmoment
Un moment de détente
Een reglement
Un règlement
Een spiekbriefje
Une antisèche
Een toestemming
Une autorisation
Een directie / een richting
Une direction
Een toets, evaluatie
Une évaluation
Een overtreding
Une infraction
Intimiteit, privacy
Une intimité
Jaloezie
La jalousie
Een maatregel
Une mesure
Een nieuwtje
Une nouvelle
Een straf
Une sanction
Een spanning (ruzie)
Une tension
Een gebruik
Une utilisation
Beschamend
Honteux
Vervelend, genant
Gênant
Storend
Pertubant
Zeker, weliswaar
Certes
Buiten
Dehors
Noodzakelijkerwijs
Forcément
Binnenkort
Prochainement
Zonder (iets)
Sans (quelque chose)
Toegang hebben tot
Avoir accès à
Waarde hebben
Avoir de la valeur
Duur zijn, veel kosten
Coûter cher
Stiekem (doen)
(Faire) en cachette
Geschikt zijn
Être approprié
In beslag genomen zijn
Être confisqué
Gestraft worden
Être sanctionné
Dankzij
Grâce à
Bijvoorbeeld
Par exemple
Zonder iets te doen
Sans rien faire
Van iets bestolen worden
Se faire voler quelque chose
Bellen naar iemand
• appeler quelqu’un
• teléphoner à quelqu’un
Wachten
Attendre
Toestaan
Autoriser
Verstoppen, verbergen
Cacher
Iets in beslag nemen
Confisquer quelque chose à quelqu’un
Lenen (van)
Emprunter quelque chose de
Vervelen
Ennuyer
Uitzetten, doven
Éteindre
Werken
Fonctionner
Integreren
Intégrer
Leiden tot iets
Mener à quelque chose
Delen
Partager
Verstoren
Pertuber
Uitlenen (aan)
Prêter à
Verwittigen
Prévenir
Geruststellen
Rassurer
Weigeren
Refuser
Herhalen
Réviser
Bellen
Sonner
Rondhangen
Squatter
Dulden
Tolérer
Iets stelen
Voler quelque chose