Voc la famille bélier Flashcards
(45 cards)
1
Q
de landbouwer, de landbouwster
A
l’agriculteur (m) l’agricultrice (f)
2
Q
de toekomst
A
l’avenir
3
Q
de keuze
A
le choix
4
Q
de (zang) wedstrijd
A
le concours (de chant)
5
Q
het conflict
A
le conflit
6
Q
de twijfel
A
le doute
7
Q
het loket
A
le guichet
8
Q
de (fysieke, mentale) handicap
A
le handicap (physique, mental)
9
Q
de gebarentaal
A
le langage des signes
10
Q
de zangleraar
A
les professeur de chant
11
Q
de toekomstplannen
A
les projets d’avenir
12
Q
de dove
A
le sourd, la sourde
13
Q
het succes
A
le succès
14
Q
het talent
A
le talent = le don
15
Q
het (zang) koor
A
la chorale
16
Q
1 de familie 2 het gezin
A
La famille
17
Q
de boerderij
A
la ferme
18
Q
de onafhankelijkheid
A
l’indépendance (f)
19
Q
de verrassing
A
la surprise
20
Q
de stem
A
la voix
21
Q
in staat (om)
A
capable, capable (de)
22
Q
ontroerend
A
émouvant, émouvante
23
Q
gelukkig
A
heureux, heureuse
24
Q
ongelooflijk
A
incroyable, incroyable
25
nodig, onmisbaar
indispensable, indispensable
26
slechthorend
malentendant, malentendante
27
muzikaal
musical, musicale
28
doof
sourd, sourde
29
doofstom
sourd-meut, sourd-muette
30
waarderen, appreciëren
apprécier
31
communiceren
communiquer
32
ontdekken
découvrir (découvert)
33
horen
entendre (entendu)
34
zich uitdrukken
s'exprimer
35
(iemand) verlaten
quitter (quelqu'un)
36
repeteren
répéter
37
vertalen
traduire (traduit)
38
op de boerderij
à la ferme
39
aan het loket
au guichet
40
twijfels hebben (over)
avoir des doutes (sur)
41
een talent hebben (voor)
avoir un don (pour) = être doué(e) (pour)
42
in het dagelijkse leven
dans la vie de tous les jours = au quotidien
43
geconfronteerd worden met
être confronté(e) à
44
het eens zijn (met), akkoord gaan (met)
être d'accord (avec)
45
deel uitmaken van
faire partie de
