voc functionnel, pag. 7-20 Flashcards
pag 7-20
een vestje van een (blauwe) kleur
une veste de couleur (bleue)
klein
petit, petite
net, juist
juste
vaderdag
la fête des Pères
gebloemd
à fleurs
- Hoe laat is het?
° het is kwart voor acht
- Quelle heure est-il?
° Il est huit heures moins le quart
gewoonlijk
d’habitude
’s namiddags
l’après-midi
een doos, een blikje
une boîte
Pasen
Pâques
een kleur
une couleur
een verjaardag
un anniversaire
onlangs
l’autre jour
- Is het ver van hier?
° Op 20 km
- C’est loin d’ici?
° A 20 kilomètres
in de voormiddag
dans la matinée
venir de + inf
zojuist, net, zo-even, pas
Waar heb je die doos gezet?
- op de tafel
- onder mijn schrijftafel
Où est-ce que tu as mis cette boîte?
- Sur la table
- Sous mon bureau.
veel
beaucoup
op dit ogenblik
pour le moment
om middernacht
à minuit
enorm
énorme, énorme
hemelsblauw
bleu ciel
rustig
tranquille, tranquille
’s middags
à midi
groot
grand, grande
het zilver
l’argent
Jij moet onmiddelijk vertrekken.
Zoniet ga je te laat zijn.
Het is al kwart over acht.
Tu dois partir tout de suite.
Sinon, tu vas être en retard.
Il es déjà huit heures et quart
heel wat
plein de
boekentas
un cartable
vroeger
autrefois
vanavond
ce soir
sedert, sinds
depuis
vrijdag
vendredi
Pinksteren
la Pentecôte
Is er hier een apotheek in de buurt?
- Ja, ginder, tegenover de school.
- Dicht bij de kerk.
- Links van de bioscoop
- Rechts van het ziekenhuis
Il ya une pharmacie ici dans les environs?
- Oui, là-bas, en face de l’ecole
- Près de l’eglise
- A gauche du cinema
- A droite de l’hôpital
een beetje
un peu
de meeste
le plupart
de kwaliteit
le qualité
april
avril
Waar is Marc?
- hij is niet hier
- hij is niet thuis
- hij is er niet
- hij is buiten
- hij is binnen
Où est Marc?
- il n’est pas ici
- il n’est pas à la maison
- il n’est pas là
- il est dehors
- il est à l’interieur
- Komen ze thuis op het einde van de week?
° Ja, volgende vrijdag.
- Ils rentrent à la fin de la semaine?
° Oui, vendredi prochain.
carnaval
le carnaval
’s avonds
le soir
de zomer
l’éte
alvorens
avant de
te veel
trop
de herfst
l’automne
een pakje
un paquet
- Hoe laat vertrekken jullie?
° Om zeven uur - Om zeven uur ‘s morgens?
° Maar nee, om zeven uur ‘s avonds.
- Vous partez a quelle heure?
° A sept heures - A sept heures du matin?
° Mais non, à sept heures du soir.
in de loop van
dans le courant de
langs
le long de
laat
tard
de hele dag
Toute la journée
intussen
entre-temps
We zullen vertrekken
- tussen zeven en acht uur
- na het avondeten
- voor middernacht
-ten laatste om negen uur
On partira
- entre sept et huit heures
- après le dîner
- avant minuit
- a neuf heures au plus tard
Sinterklaas
la Saint-Nicolas
’s morgens
le matin
dit weekend
ce week-end
tot
jusqu’à
percent
pour cent
het leder
le cuir
duren
- dat feest duurt een week/ veertien dagen/maand
durer
Cette fête dure une semaine/un mois/quinze jours
dikwijls, vaak, meestal
voortdurend
souvent
tout le temps
Nieuwjaar
le nouvel an
vandaag
aujourd’hui
gisteren
hier
de feestdagen
les jours fériés
maandag
lundi
snel, vlug
rapide, rapide
- het is lente
° in de lente
- C’est le printemps
° au printemps
hoog
haut
juni
juin
november
novembre
indrukwekkend
impressionnant
elke dag
chaque jour
de lente
le printemps
op dat ogenblik
à ce moment-là
het goud
l’or
wanneer
quand
de seizoenen
les saisons
meten
mesurer
versleten
usé, usée
- Wanneer eten we?
° Rond één uur. - Over een halfuur dus.
- Quand est-ce que on mange?
° Vers une heure. - Dans une demi-heure donc.
oktober
octobre
overmorgen
après-demain
Wij zullen
- zeer vroeg vertrekken
- over een uur vertrekken
- over veertien dagen vertrekken
- op het einde van de week vertrekken
On partira
- très tôt
- dans une heure
- dans quinze jours
- à la fin de la semaine
een dag
un jour
geruit
à carreaux
tegelijkertijd
en même temps
genoeg
assez
Heeft Jean een ongeval gehad?
- Ja, tijdens de vakantie
- Ja twee dagen geleden
-Ja, vorig weekend
-Ja, in het begin van de week.
Jean a eu un accident?
- Oui, pendant les vacances.
- Oui, il y a deux jours
- Oui, le week-end passé
- Oui, au début de la semaine
smal
étroit, étroite
minder
moins
in het midden van
au milieu de
een pot
un pot
Waar heeft u de wagen geparkeerd?
- op het einde van de straat
- aan de andere kant van de weg
- aan de rand van de rivier
Où est-ce que vous avez garé la voiture
- Au bout de la rue.
- De l’autre côté de la route
- au bord de la rivière
per nacht
par nuit
ergens
quelque part
enkele
quelques
nu
maintenant
het is twaalf uur s’ nachts
Il est minuit.
praktisch
pratique, pratique
een jaar
une année
lang
long,longue
’s nachts
la nuit
- Wanneer is hij vertrokken
° Daarnet
° Kerstavond
- Quand est-ce qui’il est parti
° Il ya une seconde.
° La veille de Noël
een kilo
un kilo
deze namiddag
cet après-midi
nieuw
nouveau, nouvelle
neuf, neuve
soms
parfois
’s anderendaags
le lendemain
juli
juillet
- Wanneer gaan jullie met vakantie?
° In juli, de eerste juli.
° Van de eerste tot de vijftiende juli.
° De eerste veertien dagen van juli.
- Quand est-ce que vouz allez en vacances?
° En julliet, le premier juillet.
° Du premier au quinze juillet
° La première quinzaine de juillet.
een soort
une espèce (de)
een gram
un gramme
elke, iedere
chaque
Vette dinsdag
(le) mardi gras
Allerheiligen
la Toussaint
slechts, enkel, alleen maar
seulement
ruim, wijd
large,large
dinsdag
mardi
een fles
une bouteille
leeg
vide,vide
vuil
sale, sale
op de grond
par terre
februari
février
- Is dit jouw sjaal?
° Ja, mijn naam staat erop
° Ja, mijn naam staat erin
- C’est ton écharpe?
° Oui, mon nom est marqué dessus
° Oui, mon nom est marqué dedans
januari
janvier
afwisselend
varié, variée
Het is twintig voor vier
Il est quatre heures moins vingt.
Het is vijf over halfvier
Il est quatre heures moins vingt-cinq.
een voorwerp
un objet
alles
tout
de helft
la moitié
zondag
dimanche
het is kwart voor vier
Il est quatre heures moins le quart
verschillend, anders
différent
de winter
l’hiver
kort
court
Driekoningen
la fête des Rois
- Welke dag is het vandaag?
° het is de eenentwintigste december
- Quel jour est ce aujourd’hui?
° C’est le vingt et un dècembre.
- Wanneer verjaar jij?
° De veertiende april
- Ton anniversaire, c’est quand?
° Le quatorze avril.
totdat, tot op het ogenblik dat
jusqu’au moment où
- Excuseer, mevrouw, hoe laat is het alstublieft?
° Het is tien over één. - Dank u wel mevrouw
° Graag gedaan
- Pardon, Madame, quelle heure est-il, s’il vous plaît?
° Il est une heure dix. - Merci beaucoup, Madame
° De rien.
een week
une semaine
gestreept
rayé, rayée
daarachter
là-derrière
ingewikkeld
compliqué
maart
mars
moederdag
la fête des Mères
- Hoe laat heb jij het?
° Het is al voorbij twaalven
- Quelle heure as-tu?
°Il est déjà midi passé.
overal
partout
zaterdag
samedi
licht (niet zwaar)
léger, légère
Het is tien over drie
Il est trois heures dix
Het is vijf voor halfvier
Il est trois heures vingt-cinq
toujours
nog altijd
- Ben jij vrij op woensdagnamiddag?
° Ja op woensdagnamiddag en ‘s zaterdags ook.
- Tu es libre le mercredi après-midi?
° Oui, le mecredi après-midi, et le samedi aussi.
Het is twaalf uur ‘s middags
Il est midi
donderdag
jeudi
Het is twintig over drie
Il es trois heures vingt
- Heb je Sylvie nog gezien?
° Ja, vorige zaterdag.
- Tu s encore vu Sylvie?
° Oui, samedi dernier.
- Welke dag is het vandaag?
° Het is donderdag
- Quel jour est-ce, aujourd’hui?
° C’est jeudi.
een stuk
un morceau
het begin
le début
morgen
demain
woensdag
mercredi
- Waar woont hij?
° Aan de kust.
- Où est-ce qu’il habite?
° Sur la côte.
augustus
août
- in mei
° in de maand mei
- en mai
° au mois de mai
Het is kwart over drie
Il est trois heures et quart
de nationale feestdag
la fête nationale
vanaf
dés
fel, levendig
vif, vive
functioneren, werken
fonctionner
Het is vijf over drie
Il est trois heures cinq
niet meer
nooit
ne…plus
ne…jamais
het katoen
le coton
regelmatig
régulièrement
ne…rien
niets
september
septembre
meerdere, verschillende
plusieurs
in het buitenland
à l’etranger
tot nu toe
jusqu’ici
het stof
le tissu
in afwachting
en attendant
de wol
la laine
Waar heb je je fiets gezet?
- Voor het huis
- Achter de garage
- Tegen de muur van de garage
Où est ce que tu as mis ton vélo?
- Devant la maison
- Derrière le garage
- Contre le mur du garage
Kerstmis
(le) Noël
- Hoe laat zijn jullie thuis gekomen?
° Om middernacht
- A quelle heure êtes-vous rentrés?
° A minuit.
nog
encore
nuttig
utile
een seconde
une seconde
december
décembre
mei
mai
Het is halfvier
Il est trois heures et demie
dienen
servir
het aantal
le nombre