voc. 2.6 Flashcards
1
Q
een ziekenwagen
A
une ambulance
2
Q
een opgeblazen gevoel
A
des ballonnements
3
Q
een gewonde
A
un(e) blessé(e)
4
Q
een brandwond
A
une brûlure
5
Q
zure oprispingen
A
des brûlures d’estomac
6
Q
een zonneslag
A
un coup de soleil
7
Q
een snijwond
A
une coupure
8
Q
krampen
A
des crampes
9
Q
gebaren
A
des gestes
10
Q
de brandweer
A
les pompiers
11
Q
de EHBO
A
les premiers soins
12
Q
spijsverteringsproblemen
A
des problèmes de digestion
13
Q
de spoedgevallen
A
les urgences
14
Q
een verband
A
une bandage
15
Q
de krukken
A
les béquilles