3.4 Flashcards
1
Q
een taak
A
une tâche
2
Q
cruciaal, essentieel
A
crucial(e)
3
Q
zijn tanden poetsen
A
se brosser les dents
4
Q
opstaan
A
se lever
een taak
une tâche
cruciaal, essentieel
crucial(e)
zijn tanden poetsen
se brosser les dents
opstaan
se lever