Voc 25 - 26 /05 Flashcards
het huiswerk
les devoirs (m)
de vakantie
les vacances (v)
de bril
les lunettes (v)
de omgeving
les environs (m)
de kosten
les frais (m)
de verloving
les fiançailles (v)
de wiskunde
les mathématiques
de bagage
les bagages
het toilet
les toilettes
de zielige man
le pauvre homme
de arme man
l’homme pauvre
de vorige week
la semaine dernière
de laatste week van het jaar
la dernière semaine de l’année
een dure auto
une voiture chère
Beste François,
Cher François,
une ville ancienne
een oude stad
de ex-president Mitterand
l’ancien président Mitterand
een propere kamer
une chambre propre
mijn eigen huis
ma propre maison
bitter
amer
uitgebreid / groot / breed
vaste
voeding
alimentation
veroorloven / toestaan / toelaten
permettre
bewerkte (verwerkte) producten
produits transformés
de consument
le consommateur
onthullen / openbaren
dévoiler
de herkomst
la provenance
de verwachtingen
les attentes
de verpakking
l’emballage
betreffen
concerner
onder / daaronder
parmi
verhullen / verbergen
occulter
echter / toch
toutefois
gewoonlijk
d’habitude
ik drink altijd koffie ‘s morgens
je bois toujours du café le matin
elke dag
tous les jours
doorgaans
en général
elke avond
tous les soirs
de hele dag
toute la journée
ondersteunen
soutenir
ondanks
malgré
tegenover / jegens
envers
overstappen
descendre
temps de voyage
reistijd
geloven
croire
de route
l’itinéraire
faire les magasins
winkelen
de boodschap/het bericht
le message
de docent
l’enseignant
kapot
cassé
de bushalte
l’arrêt de bus
dromen
rêver
haast hebben
être pressé
iedereen
chacun
nat
mouillé
allemaal, iedereen
tous
pijn hebben
avoir mal
laag
bas
bevallen (als in: het bevalt me)
plaire
genoeg/nogal/vrij
assez
verbazen
étonner
weerzien
revoir
uitkijken naar
attendre à
ruiken/voelen
sentir
zoveel
tant de
de klap/de slag
le coup
het onderdeel/de partij
la partie
ver
loin
het einde
la fin
verliezen
perdre
de betekenis
le sens
horen
entendre
onder
sous
laten
laisser
de pet
la casquette
de jas
le manteau
de muts
le bonnet
la culotte
de slip
de boxershort
le caleçon
de laars
la botte
de ring
la bague
de zonnebril
les lunettes de soleil
de soort
la genre
het recht
le droit
bezig zijn te …
être en train de
de verhouding, de kwestie, de zaak
l’affaire
sterk
fort
de leider
le chef
hopen
espirer
het werk/de baan
le boulot
de vogel
l’oiseau
de goudvis
le poisson rouge
de schildpad
la tortue
de geit
la chèvre
de giraf
la girafe
avoir envie de
zin hebben in
herinneren
souvenir
binnenkort
bientôt
ontvangen
recevoir
het bed
le lit
het verdriet
la peine
het zwemmen
la natation
de terugkeer, de feedback
le retour
het huwelijk, de trouw
le mariage
thuiskomen
rentrer
grappig
drôle
soms
parfois
het glas
le verre
de twijfel
le doute
gelden, waard zijn
valoir
dat
cela
de fout, de schuld
la faute
het team
l’équipe
plaatsvinden
avoir lieu
teruggeven
rendre
het hout, het bos
le bois
zo niet/ anders
sinon
het leger
l’armée
het wapen
l’arme
vanaf, zodra, reeds
dès
de mening
l’avis
lijken op
ressembler
de vrede
la paix
moeilijk, lastig
pénible
de volgorde
l’ordre
het punt, het einde
le bout
ongerust
inquiet
de stroom
le courant
de vluchteling
le fugitif, la fugitive / le refugié, la réfugiée
op de hoogte zijn van
être au courant de
de kracht
la force
de vluchtelingencrisis
la crise des réfugiés
knutselen, klussen
bricoler
in verband met / over
à propos de
de (dier)soort, het ras
l’éspèce
honger hebben
avoir faim
promettre
beloven
missen
manquer
de achtergrond, de bodem
le fond
redden
sauver
elders
ailleurs
er is sprake van / het gaat over
il s’agit de
l’âme
de ziel
zacht
doux
herinneren, terugbellen
rappeler
slaan
battre
de hoek
le coin
koud hebben
avoir froid
fietsen
faire du vélo, rouler