voc. 2 Flashcards
begeleider
der Betreuer(in(nen)
helper
der Helfer(in)(nen)
schoolplein
der Schulhof/schulhöfe
advertentie
die Anzeige(n)
vreemde taal
die Fremdsprache(n)
bijles
die Nachhilfe
school
die Schule(n)
eindexamen
das Abitur
vakantiekamp
das Ferienlager
aso-school
das Gymnasien
schoolfeest
das Schulfest(e)
oefenen
üben
klastitularis
der Klassenlehrer
medeleerling
der Mitschüler
stoel
der Stuhl/stühle
uurrooster
der Stundenplan/Stundepläne
tafel
der Tisch(e)
les
der Unterricht
opdracht
die Aufgabe(n)
aula
die Aula(s)
bibliotheek
die Bibliothek(en)
deadline
die Deadline(s)
groepswerk
die Gruppenarbeit
pauze
die Pause(n)
examen
die Prüfung(en)
schoolkantine
die Schulkantine
sporthal
die Sporthalle(n)
strafwerk
die Strafarbeit(en)
tram
die strassenbahn(en)
uur (tijd)
die Stunde
metro
die U-bahn(en)
evenement
die Veranstaltung(en)
woord
die Vokabel(n)
auto
das Auto(s)
experiment
das Experiment
fiets
das Fahrrad/Fahrräder
klaslokaal
das Klassenzimmer
labo
das Labor(e)
schoolgebouw
das Schulgebäude
biologie
Biologie
chemie
Chemie
Engels
Englisch
Frans
Französisch
Aardrijkskunde
Geografie
geschiedenis
Geschichte
informatica
Informatik
plastische opvoeding
Kunst
Latijn
Latein
wiskunde
Mathe
Nederlands
Niederländisch
fysica
Physik
godsdienst
Religion
lichamelijke opvoeding
Sport
economie
Wirtschaft
opstaan
aufstehen
eten
essen
rijden
fahren
leren
lernen
lezen
lesen
graag hebben/lusten
mögen
ontmoeten
treffen
te voet gaan
zu Fuss gehen
ouderwets
altmodisch
stom
doof
potlood
der Bleistift(e)
balpen
der Kugelschreiber
eerste dag op de basisschool
die Einschulung(en)
basisschool
die Grundschule(n)
examen
die Klausur(en)
punt/cijfer
die Note(n)
schaar
die Schere(n)
puntzak (snoepzak)
die Schultüte
deelstaat
das Bundesland/Bundesländer
liniaal
das Lineal(e)
rapport
das Zuegnis(se)
kerstvakantie
Weihnachtsferien
schoolvakantie
Schulferien
paasvakantie
Osterferien
knutselen
basteln
voorval
der Vorfall/Vorfälle
afwisseling
die Abwechslung
uitzondering
die Ausnahme(n)
discussie
die Diskussion(en)
belevenis
das Erlebnis(se)
beoordelen
bewerten
uitleggen
erklärt
iets voor elkaar krijgen
schaffen
onderwijzen
unterrichten
luisteren
zuhören
geëngageerd
engagiert
fair
faire
vroeg
früh
geduldig
geduldig
geïrriteerd
genervt
humoristisch
humorvoll
los
locker
leuk
lustig
gemotiveerd
motiviert
raar
seltsam
laat
spät
onrechtvaardig
ungerecht
grappig
witzig
juwelen
der Schmunk
voordeel
die Vorteil(e)
nadeel
der Nachteil(e)
kapsel
die Frisur(en)
regel
die Regel(n)
voorschrift
die Vorschrift(en)
verbod
das Verbot(e)
kleren/spullen
die Klamotten
aantrekken
anziehen
uittrekken
ausziehen
discussiëren
diskutieren
mogen
dürfen
roken
rauchen
kloppen
stimmen
met blote buik
bauchfrei
toegelaten
erlaubt
akkoord
einverstanden
jammer
schade
overtuigd
überzeugt
onbegrijpelijk
unbegreiflich
verboden
verboten
maandag
Montag
dinsdag
Dienstag
woensdag
Mittwoch
donderdag
Donnerstag
vrijdag
Freitag
zaterdag
Samstag
zondag
Sonntag
Het spijt me
Es tut mir leid
