Virologie H2 Flashcards

1
Q

Verschillen virussen - bacteriën

A
  • Afmeting: virus &laquo_space;bacterie
  • xxx op synthetische voedingsbodem: enkel bacteriën
  • RNA + DNA: Virus nee (DNA of RNA), bacterie ja
  • Ribosomen: Virus nee (geen eigen metabolisme dus ook niet de celorganellen), bacterie ja
  • metabolisme: virus nee, bacterie ja
  • gevoelig aan IFN (anti viraal middel): Virus ja, bacterie nee
  • gevoelig aan AB: virus nee, bacterie ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grootste (humaan) virus?

A

Pokkenvirus: 150-400nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kleinste virus

A

Polio virus: 20-30nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bouw virus?

A

Naakt virus: centraal NZ omgeven door een eiwitmantel = het kapsied (bestaat uit kapsomeren) –> samen: nucleokapsied.
Virussen met enveloppe: cfr naak virus maar met een extra lipoproteïnemembraan = envelope (+ peplomeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Virion

A

Extracellulair viruspartikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Virus

A

intra-en-extracellulair virus (deeltjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Viroid

A

plantenvirus (bvb tabaksmozaïkvirus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kapsomeren

A

identieke morfologische eenheden waaruit het kapsied is opgebouwd, kunnen bestaan uit 1 of een combinatie van virale eiwitten
Dus bouwstenen van het kapsied, eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Peplomeren

A

uitsteeksels op het oppervlak van virussen met een envelop (GP) die voor adhesie zorgen
synoniem: spikes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nucleokapsied

A

NZ + kapsied (kapsomeren) in een viron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kapsied

A

eiwitmantel om het NZ, beschermt het NZ tegen uiteenvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Enveloppe

A

vetmantel = stukje celmembraan van de GH cel vaak icm spikes (adhesie aan GH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Naakt virus

A

virus zonder enveloppe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met welke technieken kun je de morfologie en structuur van een virus bekijken?

A

EM (negatieve kleuring), cryo-EM (3d), X-straal kristallografie (3d)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

VD cryo-EM

A

minder artefacten, 3D beeld, geen zware metalen nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

VD X-straal kristallografie

A

3D beeld, zeer gedetailleerd, interactie tussen virus en anti-viraal GM zichtbaar te maken, subatomair niveau (voorwaarde virus moet te kristalliseren zijn, prima voor polio, andere virussen meestal te groot)

17
Q

Welke vormen van symmetrie kent een virus?

A

Eicosaheder, helix, complexe symmetrie

18
Q

eicosaheder?

A
symmetrisch, regelmatige veelvlak: 20 vlakken, 12 hoekpunten en 30 ribben (voetbal)
bvb Poliovirus (picornavirus), adenovirus
Meest stabiele structuur met zo weinig mogelijk eiwit
19
Q

Helix?

A

Symmetrisch, schroefvorm, x aantal proteïnen eenheden per draai
De meeste virussen met schroefvormige symmetrie hebben een enveloip.

20
Q

Bacteriofaag

A

virus van een bacterie, complexe symmetrie
Bestaat uit een hoofd (eicosaheder) met het genetisch materiaal + nek + schede (helix) + basaalplaat met tail fibers
Bij overdracht van DNA naar een bacterie, trekt de schede samen waardoor het genetisch materiaal wordt geinjecteerd in het cytoplasma van de bacterie.

21
Q

RNA

A

ds/ss, soms gesegmenteerd
ss –> + of -
+RNA: cfr mRNA: 5’ –> 3’
-RNA: 3’ –> 5’

22
Q

Retrovirus

A

RNA –> DNA

23
Q

Structurele virale eiwitten

A

= bouwstenen van het virus partikel

  • externe: peplomeren (envelop), kapsied (naakt virus)
  • interne: matrix eiwitten, zit net onder de envelop, polymerase…
24
Q

niet structurele eiwitten

A

aangemaakt tijdens de virus vermeerdering in geïnfecteerde cellen

25
Q

Eiwitten nodig voor replicatie zijn structuureel?

A

Kunnen zowel structurele als niet structurele eiwitten zijn.

26
Q

Rol structurele virale eiwitten?

A
  1. bescherming viraal NZ - kapsied houdt het bij elkaar
  2. adhesie aan receptoren op de GH-cel. Bij naakte virussen dmv kapsied eiwitten vs. glycoproteïnen (peplomeren) op de enveloppe bij niet naakte virussen
  3. stimulatie Asn (ene meer efficiënt dan de andere):
    a. Externe eiwitten –> neutraliserende Asn (voorkomt adhesie)
    b. Interne eiwitten –> niet-neutraliserende Asn; minder van belang voor bescherming, voorkomen de infectie niet, maar spelen een rol bij de vermeerdering
27
Q

nucleoproteïne

A

een eiwit dat verschillende RNA segmenten bij elkaar houd - eiwitmantel rond elke RNA streng (indien gesegmenteerd genoom)

28
Q

Noem de 2 belangrijkste oppervlake eiwitten.

A

Hemagglutinine en Neuaminidase.

29
Q

rol HA

A

rol bij het naar binnen komen in de gh cel - dus bij de neutraliserende Asn

30
Q

rol NA

A

rol bij het naar buiten komen uit de GH cel

31
Q

Teken het influenza virus

A

zie tekening ha ha ;)

32
Q

Overleven virussen in de buitenwereld?

A

Virussen kunnen niet overleven zonder hun GH-cel, in de omgeving worden ze meestal binnen 4-8h geneutraliseerd. Virussen met envelop kunnen het slechts overleven in de buitenwereld, want de envelop bestaat uit vetten = gevoelig aan afbraak; detergentia (handen wassen)
Virussen kunnen slecht tegen warmte en droogte.
Naakte virussen meer R in de omgeving –> papillomavirus, poliovirus.
Virussen die GI-infecties veroorzaken vaak tamelijk R –> moeten de zure maag pH overleven.