VGT dingen kind Flashcards

1
Q

fragiele X syndroom

A

milde verstandelijke beperking, hypermobiel met grote oren en een lang/smal gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

androgenitaal syndroom

A

autosomaal recissief probleem waarbij 21-hydro niet werkt waardoor je verhoogd ACTH krijgt maar je cortisol laag is. testosteron is wel laag doordoor meiden vaak last van virilisatie.
! addisoncrisis (hypoglycemie, hyponatrimie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

androgeen ongevoeligheidssyndroom

A

46,XY met mannelijk intern maar vrouwelijke externe kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

syndroom van kallman

A

geen secundaire geslachtskenmerken tgv ongevoeligheid voor GnRH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

spina bifida

A

open ruggetje, meestal lumbosacraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spina bifida occulta

A

laesie bedekt door afwijkende huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spina bifida aperta

A

neura weefsel zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

meningokele

A

alleen vliezen en hersenvocht puilen uit bij een spina bifida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

myelomeningokele

A

zowel ruggenmerg als vliezen en hersenvocht puilen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

craniosynostose syndromen

A

schedelnaden sluiten te vroeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hydrocefalus

A

waterhoofd, overmatige hoeveelheid liquor zorgt voor verwijding van ventrikelsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cerebrale parese

A

heersenschade opgelopen voor het 1e jaar waardoor permanente niet progressieve houdings en bewegingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spierdystrofie van duchenne

A

x gebonden recessief overerfbare aandoening
dystrofine werkt niet goed, waardoor progressieve spierzwakte. symptoom van Gowers (opstaan met handen op knieeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

laryngomalacie

A

verminderde stevigheid strottenhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schisis

A

hazenlip, aangeboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mediane halscyste

A

cysteuze zwelling mediaan in de hals, ongeveer thv os hyoideum. Meest voorkomende congenitale halsafwijking.
restant ductus thyreoglossus, beweegt op en neer met slikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

alarmsymptomen neonatale sepsis

A

respiratoire nood >4 u postpartum
neonatale epileptische aanvallen
noodzaak tot beademing bij a terme geboren kind
tekenen van shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verwekker neonatale conjunctivitis

A

chlamydia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

erbse parese

A

C5-C6 zenuwschade, adductie, extensie elleboog, pronatie onderarm en flexie pols (waiters tip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke reflexen zijn afwezig bij een erbse parese

A

moro, bicep en tricep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

klumpkes parese

A

C7-8 en Th1
afwezige grijpreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wanneer wordt gemiddeld de menopauze bereikt

A

tussen de 42 en 58 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waaruit bestaat de folliculaire/prolifferatieve fase van de menstruatie

A

Uit het gedeelte waarbij er nog geen eisprong is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Beschrijf de menstruele cyclus

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat voor hormonale status heb je post menopauzaal

A

hypergonadotrope hypogonadisme (FSH en LH hoog, oestrogeen en progesteron laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe werkt de combinatiepil

A

oestrogeen = regelmatige cyclus
progesteron = bescherming zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

welk type pil geef je bij vrouwen die borstvoeding geven maar niet zwanger willen worden

A

anticonceptiepil met enkel progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

werking hormoon spiraal

A

progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

amenorroe

A

niet ongesteld worden voor >5 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

welke kenmerken hou je aan bij PCOS

A
  • oligo of amenorroe
  • klinische tekenen van hyperandrogenisme (acne en hirsutisme)
  • polycysteuze ovaria bij echo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

syndroom van ahserman

A

secundaire amenorroe waarbij de wanden van de uterus verkleefd zijn met elkaar, meestal gevolg van curretage bij abortus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

syndroom van Mayer rokitansky kuster

A

congenitale aplasie van uterus en vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

waar kijkt de combinatietest bij zwangerschap naar

A

maternale PAPP-A en vrij Beta HCG tussen week 9 en 14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wanneer is de kans op down verhoogd bij een combinatietest

A

verhoogd b-HCG
laag PAPP-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wanneer is de kans op edwards en patau verhoogd bij een combinatietest

A

verlaagd b-HCG
laag PAPP-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

chorionvillusbiopsie

A

= vlokkentest
minder betrouwbaar, maar gering. Soms vals postieve uitslag
kan rond 11-14 weken.
0.5% kans op miskraam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

amniocentese

A

= vruchtwaterpunctie
vanaf week 15-16
0.3% kans op miskraam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

zwangerschapshypertensie

A

nieuw ontstane hypertensie na week 20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

symptomen pre-eclampsie

A

hypertensie, oedeem en proteinurie. Hoofdpijn, visusstoornissen, paresthesieeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

HELLP syndroom

A

Hemolysis
Elevated liver enzymes
low platelets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wat zie je in het lab bij HELLP

A

verhoogd LD (hemolytische anemie)
verhoogde levereiwitten (ASAT en ALAT)
trombocytopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

welke bloeddrukmedicatie kan je toedienen bij zwangere vrouwen

A

labetolol, nifedepine, methyldopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

hoe kan je de bevalling inleiden bij ontsluiting <3 cm

A

foley katheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

hoe kan je de bevalling inleiden bij ontsluiting >3 cm

A

prostaglandinen intravaginaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

placenta praevia

A

placenta nesteld zich in op een verkeerde locatie dichtbij of zelfs voor de cervix uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

solutio placentae

A

de placenta laat vroegtijdig (gedeeltelijk) los doordat er een bloeding is ontstaan in de vaten tussen de placenta en uterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

retentio placentae

A

de placenta wordt niet spontaan binnen 30 min geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

abortus spontaneus

A

uitstoting van het zwangerschapsproduct voor de 16e week amenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

abortus imminens

A

dreigende abortus, kans 50/50

50
Q

abortus incipiens

A

abortus in gang

51
Q

abortus completus

A

abortus die klaar is

52
Q

abortus provocatus

A

opzettelijk afbreken van een zwangerschap door medisch ingrijpen

53
Q

tot wanneer mag je een abortus laten plegen

A

zonder medische indicatie tot 16 weken, met medische indicatie tot 24 weken

54
Q

vuvlovaginale candidiasis

A

brokkelige consistentie, wit, reukloos.
vaginale jeuk, dyspareunie, dysurie

55
Q

bacteriele vaginose

A

pasteus, dik vloeibaar, grijswit, rottevisgeur

56
Q

trichomoniasis

A

waterdun schuimend, geelgroen en stinkend

57
Q

behandeling vulvovaginale candidiasis

A

miconazolcreme

58
Q

behandeling bacteriele vaginose

A

metronidazol

59
Q

behandeling tricomoniasis

A

metronidazol

60
Q

aantonen bacteriele vaginose

A

KOH preparaat of NaCl preparaat

61
Q

aantonen tricomonaden

A

NaCL preparaat

62
Q

welke congenitale hartaandoeningen geven centrale cyanose

A

tetralogie van fallot
transpositie grote vaten
truncus arteriosus
tricuspidalis klepatresie

hebben dus allemaal een R-L shunt

63
Q

wat voor type shunt heeft een patente ductus arteriosus (botalli)

A

L - R

64
Q

wat is de tetralogie van fallot

A
  1. pulmonalisklep stenose
  2. rechterventrikel hypertrofie
  3. VSD
  4. ostium aorta ligt boven het ventrikelseptumdeffect (overriding aorta)
65
Q

transpositie van de grote vaten

A

aorta aangesloten op rechter ventrikel, truncus pul op linker

66
Q

truncus arteriosus

A

aorta en truncus pulmonalis zijn gefuseerd tot 1 outflowvat van beide ventrikels

67
Q

tricuspidalisklepatresie

A

tricuspidalisklep is is niet doorgankelijk

68
Q

wet lung

A

onvoldoende resorptie van vruchtwater uit de longen na de geboorte, vaak na sectio caesarea

69
Q

meconiumaspiratiesyndroom

A

meconiumhoudend vruchtwater is ingeslikt

70
Q

Mijlpalen fijne motoriek:
12 maanden:
15 maanden:
1.5 jaar:
2 jaar:
2.5 jaar:
4 jaar:

A

12 maanden: picentgreep
15 maanden: blokje in doos
1.5 jaar: stapelen 2 blokjes
2 jaar: 3 blokjes
2.5 jaar: 6 blokjes
4 jaar: potlood

71
Q

Mijlpalen communicatie
15 maanden: begrijpt enkele zinnen
1.5 jaar:
2 jaar:
3 jaar:

A

15 maanden: begrijpt enkele zinnen
1.5 jaar: 3 woorden
2 jaar: zinnen van 2 woorden
3 jaar: zinnen van 3 of meer woorden

72
Q

mijlpalen grove motoriek:
3 maanden:
9 maanden:
13 maanden:
15 maanden:
1.5 jaar:
3 jaar:

A

3 maanden: buikligging
9 maanden: omrollen en hoofd ophouden
13 maanden: optrekken tot staan
15 maanden: cruisen
1.5 jaar: lopen los
3 jaar: fietsen op 3wieler

73
Q

rachitis

A

vit d deficientie

gebogen ledematen, hypocalciemie, hoog PTH en hoog AF

74
Q

wat doet LH bij mannen

A

leydigcellen stimuleren en testosteron aanmaak

75
Q

wat doet FSH bij mannen

A

sertolli cellen –> spermacel productie

76
Q

hoe behandel je chlamydia

A

azitromycine

77
Q

hoe behandel je gonorroe

A

ceftraixonh

78
Q

meest voorkomende typen oncologische tumoren

A

endometrium ca
ovariumca
cervix ca
vulva ca

79
Q

Wat zegt de pap score

A

PAP-0 onvoldoende kwaliteit
PAP-1 geen afwijkingen
PAP-2 atypisch
PAP-3 dysplasie
PAP-4 ca in situ
PAP-5 micro invasief ca

80
Q

behandeling cervixcarcinoom

A

1a1-2 LSVI- conisatie
1a2 LSVI + simpele hysterectomie + pelviene lymfeklierdissectie
1b1 radicale hyesterectomie + pelviene lymfeklierdissectie
>1b1 chemoradiatie

81
Q

wat kan je gebruiken om pre eclampsie te voorspellen

A

sFIt-1 PIFG ratio

82
Q

wanneer kan je pre eclampsie krijgen

A

tussen de 20 weken en 6 weken pp

83
Q

RF pre-eclampsie

A

primigravida
obestias
meerling
FG
pre existente hypertensie
hoge maternale leeftijd
maternale ziekte (SLE etc)
eiceldonatie

84
Q

onderliggende oorzaken pre eclampsie

A

cardiovasculair en immunologisch

85
Q

PIH

A

zwangerschapshypertensie

86
Q

primaire behandeling van PE

A

zwangerschap beiindigen

symptoom met:
labetalol
mg sulfaat
pcm

87
Q

oorzaken van fluxus

A

tissue
trombine
tonus
trauma

88
Q

RF voor fluxus

A

multigravida
lange baring
pre-eclampsie wf nifedipine
primigravida
tweeling
DM
fluxus in VG

89
Q

behandeling fluxus tgv tonus probleem

A

uterusmassage
blaas legen
oxytocine
operatie

90
Q

behandeling fluxus tgv tissue probleem

A

controlled cord traction na toediening van oxy
MPV (manuele placentaverwijdering)

91
Q

behandeling fluxus tg trombine probleem

A

stollingsstatus bepalen
tranexaminezuur

92
Q

wanneer mag je thuis bevallen

A

indien je 37 weken bent

93
Q

waar staat povasi voor

A

portio
ontsluiting
vliezen
aard
stand
indaling

94
Q

thv welke structuur zit hodge 3

A

spinae ischiadica

95
Q

1e graads ruptuur

A

alleen huid en vaginawand

96
Q

2e graads ruptuur

A

onderhuidsweefsel en spier

97
Q

3e graads ruptuur

A

subtotale ruptuur, m. sphincter ani externus ingescheurd

98
Q

4e graads ruptuur

A

sphincter en anale kanaal gescheurd

99
Q

dyspareunie

A

pijn bij het vrijen

100
Q

hoe lang is een regelmatige cyclus

A

tussen de 25 en 35 dagen

101
Q

oligomenorroe

A

cyclyus tussen de 35 dagen en 6 maanden in

102
Q

amenorroe

A

cyclys langer dan 6 maanden

103
Q

anovulatie WHO 1

A

probleem op centraal niveau

104
Q

hormoonstatus WHO 1

A

hypogonadotroop hypooestrogeen

laag FSH en laag oestradiol

105
Q

oorzaak WHO 1

A

ondergewicht, duursport, congenitale problemen

106
Q

behandeling WHO 1

A

lh en FSH geven als hypofyse probleem

hypothalamus idem of GnRH pomp

107
Q

anovulatie WHO 2

A

disbalans as

108
Q

hormoonstatus who 2

A

alles =

109
Q

oorzaken who 2

A

pcos en overgewicht

110
Q

behandeling who 2

A

anti oestrogenen
aromataseremmers
FSH injecties

111
Q

anovulatie who 3

A

probleem op niveau ovarium

112
Q

hormoon status who 3

A

hypergonadotroop, hypooestrogeen

hoog fsh, laag oestradiol

113
Q

behandeling who 3

A

eiceldonatie

114
Q

hormoonstatus na menopauze

A

hypergonadotroop hypooestrogeen

hoog fsh laag oestradiol

115
Q

hoeveel % kans per maand om zwanger te worden

A

15%

116
Q

subfertiliteit

A

uitblijven zwnagerschap na 12 maanden op conceptiegerichte coiitius

117
Q

Hoe kan je de verschillende kinderziektes onderscheiden

A

morbilli: koplikse vlekken op wangslijmvlies (wit met rode hof)
scarlatina/roodvonk: aardbeientong
rubella/rode hond: begin gelaat, daarna gegeneraliseerd
erythema infectiosum: slapped cheecks
exanthema subitum: hoge koorts en dan exantheem op romp en gezicht

118
Q

op welke leeftijd komt de 5e ziekte vooral voor

A

4 en 10 jaaro

119
Q

op welke leeftijd omt de zesde ziekte vooral voor

A

6 maanden en 3 jaar

120
Q

ziekte van kwasaki

A

auto-immuun vasculitis met hoge koorts welk >5 dagen aanhoudt en niet reageert op pcm of antibiotica