Vetzuren en Lipiden Flashcards

1
Q

vetzuur

A

•ioniseerbare sterk polaire

(hydrofiele) carboxylgroep : COO-/COOH

• hydrofobe koolwaterstofstaart met

een variabele lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zeer korte keten en korte keten vetzuren

C2-C8

A

C2 acetaat

C3 propionaat

C4 butyraat

C5 isovaleriaat

C6 hexanoylaat

C8 octanoylaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zeer lange keten vetzuren

A

C22 docosanoaat (behenaat)

C24 tetracosanoaat (lignoceraat)

C26 hexacosanoaat (cerotaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middellange keten en lange keten vetzuren

A

C10 decanoaat (caproaat)

C12 dodecanoaat (lauraat)

C14 tetradecanoaat (myristaat)

C16 hexadecanoaat (palmitaat)

C18 octadecanoaat (syearaat)

C20 eicosanoaat (arachidaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verzadigede vetzuren

A

(CH2)n keten in de vetzuurstaart

enkel dubbele binding naar 1 zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onverzadigde vetzuren

A

1 of meerdere dubble koolstofbindingen in de vetzuurstaart

C18 onverzadigde vetzuren:

  • oleaat: enkelvoudig onverzadigd
  • linoleaat: tweevoudig onverzadigd
  • linolenaat: meer(drie)voudig onverzadigd

C20 onverzadigd vetzuur:

• arachidonaat: meer(vier)voudig onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cis-vetten

A

De lengteas van de CH2 staart maakt een knik aan weerszijden van de C = C binding

De C = C bindingen in onverzadigde vetzuren van cellen en weefsels hebben een sterke voorkeur voor de cis-configuratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Trans-vetten

A

Het koolstofskelet loopt in een rechte lijn door na de dubbele binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ω- benaming van vetzuren

A

Omega - X- vetzuur waarbij X de C atoom is waar de eerste dubbele binding start , beginnend van de vetzuurstaart gaande naar de carboxylgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Micelvorming

A

Micel = bolvormig aggregaat van vetzuren met een polair oppervlak en een apolaire kern (water)

De kop van het vezuur wijst naar buiten en de staart naar binnen

De carboxylgroep reageert in water als een zwak zuur (pKz +/- 4), hierdoor is +/- 99% van de moleculen geïoniseerd bij pH 7. De apolaire vetzuurstaarten worden bijeen gedreven, zo ver mogelijk weg van het water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lipiden

A

meeste molecullen die uit een of meerdere vetzuren bestaan

kleine moleculen in vergelijking met de andere biomoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Triglyceride / triacylglycerol

A

glyceroltriesters van vetzuren

+/- 90% van de lipiden in de voeding

voornaamste vorm van energievoorraad:
in vetcellen kan tot 95% van hun volume worden ingenomen door triglyceriden

triglyceriden zijn niet amfifatisch en vormen geen micellen, wel vetdruppels

functies = energievoorraad en isolatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cholesterol

A

groot apolair alcohol vrij in de membraan

In intracellulaire en extracellulaire vetdruppels

veresterd met een vetzuurketen via de OH- groep op de eerste koolstofring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Complexe lipiden

A

Fosfolipiden: lipidencomponenten van de celmembranen

Verankering van eiwitten in de celmembraan via een lipidenstaart

Lipid messengers: kortlevende lipiden die dienen als intra-of extracellulaire signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly