Vetzuren en Lipiden Flashcards
vetzuur
•ioniseerbare sterk polaire
(hydrofiele) carboxylgroep : COO-/COOH
• hydrofobe koolwaterstofstaart met
een variabele lengte
Zeer korte keten en korte keten vetzuren
C2-C8
C2 acetaat
C3 propionaat
C4 butyraat
C5 isovaleriaat
C6 hexanoylaat
C8 octanoylaat
Zeer lange keten vetzuren
C22 docosanoaat (behenaat)
C24 tetracosanoaat (lignoceraat)
C26 hexacosanoaat (cerotaat)
Middellange keten en lange keten vetzuren
C10 decanoaat (caproaat)
C12 dodecanoaat (lauraat)
C14 tetradecanoaat (myristaat)
C16 hexadecanoaat (palmitaat)
C18 octadecanoaat (syearaat)
C20 eicosanoaat (arachidaat)
Verzadigede vetzuren
(CH2)n keten in de vetzuurstaart
enkel dubbele binding naar 1 zuurstof
Onverzadigde vetzuren
1 of meerdere dubble koolstofbindingen in de vetzuurstaart
C18 onverzadigde vetzuren:
- oleaat: enkelvoudig onverzadigd
- linoleaat: tweevoudig onverzadigd
- linolenaat: meer(drie)voudig onverzadigd
C20 onverzadigd vetzuur:
• arachidonaat: meer(vier)voudig onverzadigd
Cis-vetten
De lengteas van de CH2 staart maakt een knik aan weerszijden van de C = C binding
De C = C bindingen in onverzadigde vetzuren van cellen en weefsels hebben een sterke voorkeur voor de cis-configuratie.
Trans-vetten
Het koolstofskelet loopt in een rechte lijn door na de dubbele binding.
ω- benaming van vetzuren
Omega - X- vetzuur waarbij X de C atoom is waar de eerste dubbele binding start , beginnend van de vetzuurstaart gaande naar de carboxylgroep.
Micelvorming
Micel = bolvormig aggregaat van vetzuren met een polair oppervlak en een apolaire kern (water)
De kop van het vezuur wijst naar buiten en de staart naar binnen
De carboxylgroep reageert in water als een zwak zuur (pKz +/- 4), hierdoor is +/- 99% van de moleculen geïoniseerd bij pH 7. De apolaire vetzuurstaarten worden bijeen gedreven, zo ver mogelijk weg van het water
Lipiden
meeste molecullen die uit een of meerdere vetzuren bestaan
kleine moleculen in vergelijking met de andere biomoleculen
Triglyceride / triacylglycerol
glyceroltriesters van vetzuren
+/- 90% van de lipiden in de voeding
voornaamste vorm van energievoorraad:
in vetcellen kan tot 95% van hun volume worden ingenomen door triglyceriden
triglyceriden zijn niet amfifatisch en vormen geen micellen, wel vetdruppels
functies = energievoorraad en isolatie
Cholesterol
groot apolair alcohol vrij in de membraan
In intracellulaire en extracellulaire vetdruppels
veresterd met een vetzuurketen via de OH- groep op de eerste koolstofring
Complexe lipiden
Fosfolipiden: lipidencomponenten van de celmembranen
Verankering van eiwitten in de celmembraan via een lipidenstaart
Lipid messengers: kortlevende lipiden die dienen als intra-of extracellulaire signalen.