Vervoegen Znw'en | Deel 2 Flashcards
1
Q
*
ما
Ma
A
Wat
2
Q
من
Man
A
Wie
3
Q
هذا
Hadha (m)
A
Dit (m)
4
Q
هذه
Hadhihi
A
Dit (v)
5
Q
من هذا؟
Man hadha?
A
Wie is dit?
6
Q
هذا صديقي
Hadha sadiki
A
Dit is mijn vriend
7
Q
هو أستاذ
Huwa Ustadh
A
Hij is een leraar
8
Q
هذه حقيبته
Hadhihi Haqibatoehoe
A
Dit is zijn tas
9
Q
هذا بيتك؟
Hadha baytoeka
A
Is dit jouw huis?
10
Q
لا هذا بيتك
La hadha baytoeka
A
Nee, dit is jouw huis
11
Q
ما هذا؟
Ma hadha?
A
Wat is dit?
12
Q
هذا قلم
Hadha qalam
A
Dit is een pen
13
Q
هذا مكتب
Hadha maktab
A
Dit is een tafel
14
Q
من هذا؟
Man hadha?
A
Wie is dit
15
Q
هذا طبيبي
Hadha tabibi
A
Dit is mijn arts