Vertering, absorptie en transport van koolhydraten Flashcards

1
Q

Kan glucose makkelijk door een membraan heen diffunderen?

A

Nee
Glucose is een groot polair molecuul, het vormt altijd ongeveer 2 waterstofbruggen met water, waardoor het niet door het membraan van de cellen heen kan diffunderen en er dus transporters nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee type van glucose transport zijn bekend?

A

Natrium afhankelijke transporters en GLUT-transporters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe transporteert GLUT glucose?

A

Ze transportetersn glucose van een hoge naar een lage concentratie, dit gebeurt allemaal passief. Ze nemen de glucose op via gefaciliteerde diffusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bevinden zich natrium afhankelijke transporters?

A

Op alle epitheelcellen van de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HOe werkt de natrium afhankelijke tranpsorter?

A

Ze nemen glucose en natrium tegelijkertijd op. De intracellulaire natriumconcentratie wordt continu laag gehouden door natrium-kalium-pomp. Doordat er een lagere concentratie is in de cellen wil natrium daarnaartoe, dit kan alleen via natrium afhankelijke transporters.
–> Deze transporteurs kunnen alleen glucose transporteren van een hoge naar een lage concentratie wanneer kalium van een hoge naar een lage concentratie wordt getransporteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tot welke vorm van transport behoord de natrium afhankelijke Transporter?

A

secundair actief transport

Er is namelijk wel energie in de vorm van ATP nodig om natrium-kalium-pomp te laten functioneren en deze pomp is uiteindelijk verandwoordelijk voor het ontstaan van de concentratiegradient van natrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is GLUT 1

A

Komt tot expressie voor in cellen met een barrière functie; heeft een hoge affiniteit voor glucose transport systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is GLUT 2

A

Komt voor in de lever, nieren, pancreas ß-cellen en serosaal oppervlak van darmslijmvliescellen. Deze hebben een hoge capaciteit en een lage affiniteit voor glucose. Deze kunnen gebruikt worden als de glucose sensor in de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is GLUT 3

A

Deze zitten in de hersenen en dragen bij aan het centrale zenuwstelsel, ze hebben een hoge affiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is GLUT 4?

A

Dit zijn insuline gevoelige tranpsporters in vetcellen en skelet- en hartspiercellen. Als er insuline aanwezig is zal het aantal GLUT 4 aan de oppervlakte van de cel vergroten. Ze hebben een hoge affiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is GLUT 5

A

Werkt in het darmepitheel spermatozoa. Dit is een fructose transporteur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor zijn de intracellulair glucose concentraties vrijwel gelijk aan de glucosespiegel in het bloed?

A

Omdat de GLUT tranpsorteurs van de meeste weefsels in het lichaam erg snel werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt de snelheid van de glycolyse niet makkelijk aangetast door fluctuaties in de bloedsuiker

A

Hexokinase, het eerste enzym van de glycolyse, heeft een lagere affiniteit voor glucose dan de receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het nuttig dat GLUT 2 een lagere affiniteit heeft voor glucose dan de andere GLUTS?

A

op deze manier kan/zal de lever alleen het overtollige glucose na een maaltijd uit het bloed halen en krijgen andere organen, zoals de hersenen als eerste de kans om glucose op te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de GLUT 4 transporter op het celmembraan tot expressie gebracht?

A

Onder invloed van het hormoon insuline.

GLUT 4 transporters zitten opgeslagen in intracellulaire blaasjes, door insuline zullen deze met het celmembraan fuseren. Onder invloed van insuline kunnen de insuline-gevoelige cellen veel meer glucose opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar komt de GLUT 1 Transporter tot expressie?

A

Alleen ind e weefsels die een barrière vormen, bijvoorbeeld in de bloed-hersen-barriere

17
Q

Hoe kan GLUT 1 ervoor zorgen dat een lage bloedsuiker een hypoglykemie kan induceren?

A

De transporteurs hebben een hoge affiniteit voor glucose maar werken bij glucose concentraties onder 33 mmol/L bijna niet meer. De hersenen komen dan zonder glucose te zitten, waardoor dit tot symptomen zoals duidzeligheid leidt. Als de bloedsuiker niet verhoogt, kan een coma optreden.

18
Q

Welk enzym in het speeksel kan zetmeel deels afbreken?

A

Amylase

19
Q

Wat voor enzym is amylase?

A

Endo glucosidase

20
Q

Waarvoor zorgt amylase voor in zetmeelmoleculen?

A

splitsing van de a-1,4 verbindingen op willekeurige plaatsen in het zetmeelmolecuul. Hierdoor onststaan er verschillende korte ketens die a-dextrines worden genoemd.

21
Q

Wanneer wordt het enzym amylase bijna inactief?

A

Als het de maag bereikt

22
Q

Waarvoor zorgen de carbonaat-ionen voor als het voedsel door de maag naar het duodenum wordt geduwd?

A

Wanneer het voedsel door de maag naar het duodenum wordt geduwd, wordt de zure substantie gedeeltelijk geneutraliseerd door de carbonaat-ionen die de alvleesklier produceert.

23
Q

Hoe ontstaan er dissacharine maltose, trisaccharide maltriose en oligosaccharides (dextrine) tijdens de vertering?

A

De substantie die de pancreas uitscheidt bevat ook een vorm van a-amylase. Dit enzym zorgt voor de verdere afbraak van het zetmeel en glycogeen. Hierbij ontstaan er disaccharide maltose, trisaccharide maltriose en oligosaccharides (dextrines). Amylase is alleen actief op polymeren van glucose en kan geen zijtakken van amylose afsplitsen.

24
Q

Wat zijn glycosidases?

A

In het maag-darmkanaal heeft men eiwitten die gespecialiseerd zijn in het splitsen van suikers. Deze groep eiwitten worden glycosidases genoemd. Ze hydrolyseren de verbindingen tussen verschillende suikermoleculen. De monosachariden die gevormd zijn door glucosidase verplaatsen zich over de intestinale mucosa cellen in de interstitiele vloeistof en gaan vervolgens naar de bloedbaan.

25
Q

Wat gebeurt er met onverteerde koolhydraten?

A

Deze worden afgevoerd in de dikke darm, waar ze worden gefermenteerd door bacteriën.

26
Q

Welke 4 enzymen op het membraan van cellen in de dunne darm splitsen disachariden voor de laatste keer?

A
  1. glucoamylase
  2. sucrase-isomaltase complex
    3- trehalase
  3. ß-glycosidase complex
27
Q

Waaruit bestaat glucoamylase?

A

Glucoamylase is een eiwit met twee actieve centra. Deze hebben exact dezelfde functie met een iets andere substraat specifiteit.

28
Q

Wat doet glucoamylase?

A

Het glucoamylase hydrolyseert de verbindingen aan de uiteinden van de suikerketen. Hierdoor komen er glucose monosachariden vrij.

29
Q

Waar in de dunne darm is de expressie van glucoamylase het hoogst?

A

De expressie van dit enzym op het membraan neem toe naar het distel einde van de dunne darm. Hier kan het de ontsnapte disachariden alsnog resorberen.

30
Q

Wat is de opbouw van een glycoproteine?

A

Een glycoproteine bevat grote suikerketens aan het eiwit.

31
Q

Waarom is het functioneel dat de meeste eiwitten die bij de absorptie in de darm zijn betrokken glycoproteinen zijn?

A

De grote suikerketens aan het eiwit beschermt ze tegen de proteasen die in de darm aanwezig zijn en die eiwitten eventueel kunnen afbreken.

32
Q

Wat is de opbouw van het sucrase-isomaltase complex?

A

Het sucrase-isomaltase complex lijkt qua structuur erg op glucoamylase. Dit is echter minder goed beschermd door glycoproteinen en wordt door proteasen in twee delen geknipt die aan elkaar blijven zitten. Ieder gedeelte heeft een actieve plaats met verschil in substraat specifiteit.

33
Q

Waarvoor zijn de twee verschillende delen verantwoordelijk voor bij het sucrase-isomaltase complex?

A

Het ene deel is verantwoordelijk voor de hydrolyse van glucose, het andere deel is verantwoordelijk voor de hydrolyse van isomaltose.

34
Q

Wanneer ontstaat isomaltose?

A

Isomaltose ontstaat wanneer zetmeel wordt verteerd.

35
Q

Waarom is isomaltose moeilijk te verteren?

A

Het eiwit is moeilijk te verteren door andere enzymen doordat de binding niet tussen het eerste en vierde koolstofatoom zit, maar tussen het eerste en het zesde.

36
Q

Hoe kan het sucrase-isomaltase enzym isomaltose afbreken?

A

Het sucrase-isomaltase complex kan de zijtak van isomaltose verwijderen, waardoor er monosachariden ontstaan.

37
Q

Waar is de activiteit van het sucrase-isomalase complex het hoogst?

A

De activiteit van het enzym is het hoogst in het jejunum