Van alles Flashcards

1
Q

Wat is de doelstelling van het NVAM

A

het bevorderen van de ontwikkelingen en toepassingen binnen de anesthesiologie in het belang van de gezondheidszorg en het behartigen van de beroepsbelangen van haar leden in de ruimste zin van het woord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet de studentenraad binnen het NVAM?

A
  • Het bevorderen van de ontwikkelingen en toepassingen binnen de anesthesiologie in het belang van de gezondheidszorg en het behartigen van de beroepsbelangen van haar leden in de ruimste zin van het woord.
    • adviseren van het bestuur op het gebied van opleiding
    • Aanbevelingen doen tbv de invulling van het NVAM congres
    • Ondersteuning bieden tijdens het NVAM congres
    • Organiseren van een jaarlijks congres voor Studenten
    • Aanspreekpunt en vraagbaak voor studenten omtrent de opleidingen
    • Vorm geven aan het ledenbeleid
    • Creëren van een sterkere binding tussen bestuur van de NVAM en anesthesiemedewerkers in opleiding
  • Kosten lidmaatschap leerling AM: €65,00
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het CZO?

A

College Zorg Opleidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke eindtermen van de opleiding AM beschrijft het CZO?

A
1.	Vakinhoudelijk handelen
•	Verzamelen en interpreteren van gegevens
•	Plannen van zorg
•	Uitvoeren van zorg en bewaking
•	Evalueren en rapporteren over verleende zorg
2.	Communicatie 
3.	Samenwerking 
4.	Kennis en wetenschap
5.	Maatschappelijk handelen 
6.	Organisatielidmaatschap 
7.	Professionaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van presoperatief onderzoek?

A
  1. beoordelen of de patiënt gezond genoeg is om de ingreep te ondergaan en het risico op perioperatieve complicaties inschatten.
  2. Patiënt geeft toestemming voor het behandelplan en indien nodig wordt conditie geoptimaliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor een operatie moet er een anesthesiologisch dossier zijn verzameld. Aan welke punten moet de hierover opgestelde dataset voldoen?

A
  • Gestructureerde samenvatting van de voorgeschiedenis
  • Samenvatting van de actuele gezondheidstoestand op basis van:
    • Anamnese
    • Lichamelijk onderzoek
    • Eventueel aanvullend onderzoek
  • Actuele medicatiegebruik
  • Bestaan van relevante allergieën
  • Resultaten van eventueel aanvullend onderzoek of verwijzingen naar andere specialisten
  • Plan voor de anesthesie
  • Behandeling in de postoperatieve fase
  • Dat de patiënt is geïnformeerd (patiënt geeft informed consent conform WGBO) over:
    • Type anesthesie
    • Het plan voor postoperatieve zorg zoals pijnstilling
    • Mogelijke risico’s en complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 6 doelstellingen van preoperatieve screening?

A
  1. Beoordeling gezondheidstoestand van de patiënt in relatie tot de voorgenomen ingreep
  2. Risico-inschatting tav voorgenomen ingreep
  3. Optimalisatie van de conditie van de patiënt
  4. Voorlichting aan de patiënt of diens vertegenwoordiger tav de anesthesie en perioperatieve zorg
  5. Verkrijgen van informed consent  WGBO
  6. Opstellen perioperatief beleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt een eerste indruk via anamnese verkregen bij POO?

A

Via een online vooraf ingevulde vragenlijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er na de anamnese gedaan bij het POO?

A

Lichamelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar richt het lichamelijk onderzoek bij het POO zich op?

A
  • cardiopulmonale systeem
  • de luchtweg
  • mogelijkheden tot verkrijgen van iv toegang
  • bij regionale anesthesie kijken naar lokale anatomische belemmeringen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorspellers van een moeilijke maskerbeademing?

A
  • obesitas
  • slaapapneusyndroom
  • adentogene status
  • afwijkingen in het zicht
  • baard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is retrognathie?

A

gezichtsvorm waarbij de kaken erg kort en klein zijn, doordat deze naar achteren staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is moeilijke intubatie te voorspellen?

A
  • mondopening in cm verkrijgen
  • stand van de tanden
  • beweeglijkheid
  • lengte van de nek
  • aanwezigheid van retrognathie
  • upper-bite-test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wordt aanvullend onderzoek standaard gedaan bij POO?

A

Nee, alleen op indicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe lang is laboratoriumonderzoek houdbaar?

A

3 tot 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wil je weten bij operaties met mogelijk veel bloedverlies? qua laboratoriumwaarden

A
  • bloedgroep
  • aanwezigheid van irregulaire erytrocytenantistoffen
  • hb-gehalte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat wil je weten bij nierfunctiestoornissen?

A

Bepaling van creatine en GFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat wil je weten bij gebruik van diuretica en antihypertensiva?

A

Kalium en natrium waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat wil je bij diabetici weten?

A

HbA1c waarde

dagcurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doe je bij intracraniële neurochirurgische ingrepen voor POO?

A

Stollingsanamnese afneme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is kruisbloed?

A

Van te voren wordt het bloed van de patiënt gekruist met het donorbloed om te checken of er geen reactie of klontering ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke cardiovasculaire risicoschalen zijn er?

A

 RCRI = Revised Cardiac Risk Index. Bestaat uit 6 factoren en voorspelt kans op hartinfarct, longoedeem, ventrikelfibrilleren of hartstilstand na de operatie. Niet gevalideerd.
 POSSUM-score. Geeft risico op sterfte en morbiditeit aan. Nadeel is dat lab waarden voorwaardelijk zijn.
 EUROSCORE. Online score lijst voor bij hartoperaties.
 NSQIP-scoremodel berekent kant op perioperatief hartinfarct of hartstilstand tot 30 dagen na OK. Noodzakelijke gegevens: type chirurgie, functionele status, creatine, ASA-classificatie en leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke pulmonale risicoschalen zijn er?

A

 Arozul lah

type ingreep, leeftijd en fysieke belastbaarheid worden meegenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het nuchterbeleid?

A

Tot 2 uur voor de operatie heldere vloeistoffen

Tot 6 uur voor de operatie mag gegeten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat staat in het zorgplan/anesthesieplan?

A
  • Soort anesthesie (algeheel of regionaal)
  • Tijdig stoppen van anticoagulantia
  • Bestellen van bloedproducten
  • Plan voor type bewaking van vitale functies (invasieve bloeddrukmeting, centraalveneuze lijn of intra-operatieve transoesofageale echocardiografie)
  • Soort nazorg
  • Pijnbestrijding eerste dagen na operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke onderdelen houdt de informed concent in voor de patiënt bij POO?

A
  • Informatie over de ziekte, behandeling, gevolgen, risico’s, complicaties en eventuele alternatieven moet in alle rust worden gegeven.
  • Toestemming moet worden verkregen op een moment dat de patiënt in staat is om te oordelen (anders ouders of wettelijk vertegenwoordiger). Ook moet patiënt toestemming geven voor gebruik van bloedproducten.
  • Inzage in dossier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de 2 basiselementen van algehele anesthesie?

A
  • bewustzijnsverlies

- demping van reactie op schadelijke prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer wordt een spierverslapper toegevoegd?

A
  • Bij niet-nuchtere patiënten

- ingrepen waarbij spontane ademhaling beperkt of ongewenst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de 4 stadia van anesthesie?

A
  1. sedatie
  2. excitatie
  3. chirurgisch stadium
  4. toxisch stadium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn typische kenmerken van excitatie stadium?

A
  • ademhaling sneller en oppervlakkiger
  • onwillekeurige bewegingen
  • ogen draaien naar boven
  • pupillen zijn verwijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat kunnen prikkels veroorzaken in het excitatie stadium?

A
  • apneu
  • laryngospasme
  • braken
  • hypertensie
  • tachycardie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Aan de hand van wat kan onderscheid kunnen worden gemaakt tussen lichte, gemiddelde en diepe anesthesie in het chirurgisch stadium?

A

de intensiteit van de opgeroepen reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarin kenmerkt het toxisch stadium zich?

A
  • ademhaling en circulatie zijn sterk onderdrukt

- zonder correctie door beademing en circulatieondersteuning zal de patiënt overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe reageert een patiënt in narcose op een prikkel?

A
  • verhoogde activiteit van het sympathische zenuwstelsel:
  • patiënt geeft prikkel aan
  • beweegt
  • ademt dieper en sneller
  • krijgt snellere pols
  • hogere bloeddruk
  • traant en transpireert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoe controleer je anesthesiediepte bij iemand die onder spierrelaxantia is?

A
  • hartfrequentie
  • bloeddruk
  • huidvochtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Met welke meting kun je nog meer de anesthesiediepte controleren?

A

EEG-meting, met een bis-apparaat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem het proces vanaf het begin van de ok tot aan inleiding

A
  • Checken patiënt gegevens volgens checklist (time-out)
  • Aansluiten op basisbewaking
  • uitgangsmetingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat moet er allemaal klaarliggen voor algehele anesthesie?

A
  • infuusnaald en infuussysteem
  • beademingsmaterialen zoals een kap, larynxmasker en/of endotracheale tube
  • laryngoscopen met verschillende maten bladen
  • temperatuursondes
  • indien nog urinekatheter
  • indien nodig materialen om de invasieve drukken te kunnen meten (arteriële lijn/centrale lijn)
  • Eventueel spullen van regionale anesthesie
  • hulpmaterialen voor ondersteunen moeilijke intubatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat valt onder de basisbewaking die je aansluit?

A
  • ecg
  • bloeddrukmeter
  • saturatiemeter
  • evt eeg-elektroden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wanneer wordt er inhalatieanesthesie toegepast?

A
  • bij kinderen of volwassenen met prikangst
  • slechte vaten
  • geïntubeerde patiënt
  • bij te verwachten intubatie of beademingsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat wordt normaliter na het preoxygeneren gedaan vóordat het intuberen plaatsvindt?

A
  • inspuiten van een opioïd om de stressreactie op intubatie te onderdrukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat wordt bij endotracheale intubatie nog meer toegediend naast een opioïd en het slaapmiddel? en waarom?

A

Spierverslapper om de beschadiging van de stembanden te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de FRC

A

Functionele residuale capaciteit = voorraad zuurstof die na uitademing in de longen achterblijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe worden de ogen beschermd tijdens de inleiding?

A
  • druppels
  • zalf
  • pleisters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waar zit de punt van een larynxmasker?

A

In de oesofagusingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Tot hoeveel druk kan met een larynxmasker beademend worden?

A

20cmH2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is het nadeel van een larynxmasker?

A
  • het beschermt de luchtwegen niet tegen omhoogkomende maaginhoud
  • de mogelijke drukken zijn niet heel hoog
48
Q

Wanneer wordt een endotracheale tube gebruikt?

A
  • Bij ingrepen waarbij in de thorax of buikholte geopereerd moet worden
  • als tijdens de ingreep de luchtweg niet meer toegankelijk is (buikligging of ingreep aan kaak)
49
Q

Wat is het grote voordeel aan endotracheaal beademen?

A

Enige methode die de luchtweg zekert. Gas- en waterdichte aansluiting op het beademingssysteem

50
Q

Hoe wordt een endotracheal tube ingebracht?

A

Met een laryngoscoop

51
Q

Hoe weet je of de endotracheale buis goed zit?

A
  • Bij beide beademingen gaan de thoraxhelften op en neer.
  • Beslaat de tube door waterdamp en uitademingslucht
  • aan beide thoraxhelften is ter hoogte van voorste axillair lijn ademgeruis te horen
  • Er wordt CO2 gemeten in de ademhalingslucht
52
Q

Wat is de RODS-regel?

A

R - restricted mouth opening
O - Obesitats or obstruction
D - Disrupted or distorted airway
S - Stiff lungs

53
Q

Wat is een plexus?

A

Als een zenuw overkruist naar een andere zenuw, zenuwknoop of zenuwbundel

54
Q

Welke plexussen ken je?

A

P. Cervicalis (C1-C5)
P. Brachialis (C5-T1)
P. Lumbalis (L1-L5)
P. Sacralis (L5-C)

55
Q

Welke zenuwen horen bij p.cervicalis?

A

n. auricularis
n. cutaneus transveralis
n. supraclavicularis
n. phrenicus

56
Q

Welke zenuwen horen bij p.brachialis?

A

n. musculocutaneus biceps
n. axillaris schouder
n. medianus
n. radialis
n. ulnaris

57
Q

Welke zenuwen horen bij p.lumbalis?

A

n. iliohypogastricus
n. ilioinguinalis
n. genitofemoralis
n. cutaneus femoralis lat.
n. fermoralis
n. obturatorius
truncus lumbosacralis

58
Q

Welke zenuwen horen bij p. sacralis?

A

n. inschiadicus (2cm dik)
n. cutaneus gem. post.
n. pudendus

59
Q

Wat valt er onder lokale anesthesie?

A
  • oppervlakteanesthesie van huid en slijmvliezen

- infiltratieanesthesie

60
Q

Wat valt er onder regionale anesthesie?

A
  • perifere bloktechnieken
  • topicale blokkades
  • centrale bloktechnieken
61
Q

Wat is een ander woord voor topicale anesthesie

A

oppervlakteanesthesie

62
Q

Hoe kunnen zenuwen worden gelokaliseerd?

A
  • Elektrische zenuwstimulatie

- echografie

63
Q

Voordelen van echografie om verdoving te plaatsen?

A
  • direct visualisatie van zenuw en omliggende structuren
  • anatomische variaties kunnen in beeld worden gebracht
  • subepineurale injectie kan worden gevisualiseerd
  • kleiner risico op viscerale of pleurapunctie
  • pijnlijke spiercontracties worden vermeden
  • injectie van kleinere hoeveelheid lokaal anestheticum is mogelijk
  • grotere kans op succesvol blok
  • van grote waarde bij onderwijs en opleiding
64
Q

Nadelen van echografie om verdoving te plaatsen?

A
  • vereist goede hand-oogcoördinatie
  • langere leercurve
  • niet alle zenuwen kunnen worden gevisualiseerd
  • echografie kan niet achter botstructuren visualiseren
  • zenuwen op diepte zijn mogelijk zichtbaar
  • artefacten kunnen de visualisatie van zenuwen hinderen
  • kostbare apparatuur
  • vermindert de kans op zenuwschade niet
65
Q

Hoe zit het met de verhouding tussen bindweefsel en vetweefsel rond de zenuwen in het lichaam?

A

Deze neem toe van proximaal naar distaal.

66
Q

Hoe zit dus in qua werkingsduur en inwerkingstijd met distale blokken tov proximale blokken?

A

Distale blokken werken langzamer in, maar werken ook langer

67
Q

Wat is een interscaleen blok?

A

Tussen C5 en C6 om de de plexus brachialis te verdoven. Ok’s voor schouder, zijkant clavicula en proximale humurus.

68
Q

Wat is een supraclaviculair blok?

A

Boven het sleutelbeen, waarmee mogelijk om de hele arm te verdoven.

69
Q

Wat is een infraclaviculair blok?

A

Onder sleutelbeen, om hele arm mee te verdoven.

70
Q

Wat is een axillair blok?

A

Blok voor elleboog- onderarm en handchirurgie. Wordt geplaatst hoog in de oksel.

71
Q

Wat is een polsblok?

A

Voor chirurgie aan hand en vingers.

72
Q

Waarom komen perifere blokkades van de onderste extremiteiten minder voor?

A

Epidurale of spinale anesthesie is vaak eenvoudiger uit te voeren en de kans op mislukkig is kleiner.

73
Q

Wat is een femoraal blok?

A

Wordt gebruikt voor postoperatieve pijnbestrijding bij knie- of heupchirurgie, maar kan ook als 1-beenblok. Wordt in de lies ingespoten.

74
Q

Wat is een adductor-kanaalblok?

A

Wordt gebruikt voor knie en onderbeenchirurgie. Hoe hoger, hoe meer takken worden verdoofd. De quadricepts wordt niet meegepakt.

75
Q

Wat is een ischiadicusblok?

A

Blokkeren van de isschiadicus is voldoende om onderbeen, enkel en voetchirurgie te kunnen doen.

76
Q

Enkelblok

A

Spreekt voor zich. Takken van de inschiadicus en en dsphenus worden verdoofd.

77
Q

Wat is een paravertebraal blok?

A

Wordt voornamelijk gebruikt voor behandeling van acute en chronische thoracale pijn. Wordt in de wervelzijkant ingespoten.

78
Q

Wat is een PEC-blok?

A

Alternatief voor paravertebraal blok. Gebeurt tussen boven en onderste pec of rond 4e rib.

79
Q

Waar staat IVRA voor?

A

Intraveneuze regionale anesthesie

80
Q

Leg IVRA uit

A

Manier om perifere zenuwen van arm en been eenvoudig te blokkeren. Er wordt een lokaal anestheticum in een extremiteit die ‘bloedleeg’ is gemaakt en afgesloten van de circulatie is met een tourniquet gespoten. Na injectie verspreid het lokaal anestheticum zich in de venen rondom de zenuwen en vervolgens wordt de zenuw van binnenuit via de vasa nervorum en capillaire plexus geblokkeerd. De anesthesie bereidt zich uit van distaal naar proximaal en de tourniquet veroorzaakt ischemie en dit draagt bij aan de analgetische werking van het lokaal anestheticum. Distaal van de bloedleegte-tourniquet ontstaan na 10 minuten analgesie, anesthesie en motorische blokkade.

81
Q

Hoe lang mag IVRA max duren?

A

1 uur

82
Q

Hoe heet deze methode voor IVRA van bloedleegte ook wel?

A

Methode van Bier

83
Q

Wat zijn neuraxiale blokkades?

A

het lokaal anestheticum wordt in de directe nabijheid van het czs geïnjecteerd. Bij spinale anesthesie wordt met een naald de dura gepasseerd, bij epidurale anesthesie gebeurt dit niet en wordt de naaldpunt tussen het ligamentum flavum en dura gepositioneerd in de epidurale ruimte. Combinatie van beide technieken: gecombineerde spinaal-epidurale anesthesie (CSE)

84
Q

Waar moet de naald doorheen voor epidurale anesthesie?

A

Ligamentum supraspinale
Ligamentum interspinale
Ligamentum flavum

85
Q

Op welke manieren kan epidurale anesthesie?

A

Wegvallen van de weerstand

hanging drop techniek (alleen thoracaal of cervicaal)

86
Q

Eventueel hulpmiddel voor epidurale anesthesie?

A

APAD Acoustic Puncture Assist Device. Drukverschillen in de naald worden gemeten en omgezet naar beeld en geluidsignaal.

87
Q

Hoe wordt gecheckt of een epiduraal goed zit?

A

Toedienen van lidocaïne met adrenaline:

  • tachycardie en hypertensie –> herpositioneren overwegen
  • spinale anesthesie of motorisch blok –> mogelijk in spinale ruimte
  • geen directe verschijnselen –> lokaal anestheticum kan worden toegediend.
88
Q

Motorische blokkade in vier gradaties, welke?

A

Graad 1 - compleet motorisch blok
Graad 2 - bijna compleet motorisch blok
Graad 3 - partieel motorisch blok
Graad 4 - geen motorisch blok

89
Q

Wat is een bekende bijwerking bij toediening van zowel spinaal als epidurale anesthesie?

A

bloeddrukdaling

90
Q

Wat doen opioïden icm een blok

A

Verlengen de werking.

91
Q

Complicaties van epiduraal?

A
perforatie van de dura (postdurale punctiehoofdpijn)
epiduraal abces
bloeding en hematoomvorming
Subduraal blok
total spinal
92
Q

Waar moet je zitten voor een spinaal?

A

Tussen arachnoïdea en Pia Mater

93
Q

Wat doen dendrieten?

A

Die ontvangen prikkels voor in de celkern

94
Q

Wat doen neurieten?

A

Die voeren prikkels van de celkern af

95
Q

Waarom wordt een patiënt die locoregionale anesthesie moet ondergaan preoperatief hetzelfde voorbereid als een patiënt voor algeheel?

A
  • Locoregionale anesthesietechniek kan geheel of gedeeltelijk mislukken waardoor alsnog een algehele anesthesie toegepast moet worden
  • De complicaties waarmee bij de toepassing van locoregionale anesthesie rekening moet worden gehouden, kunnen levensbedreigend zijn.
96
Q

Welke 4 belangrijke manieren zijn er om de veiligheid in de perioperatieve zorg te verhogen?

A
  • werkprocessen transparant maken
  • standaardiseren door werken volgens richtlijnen, protocollen en checklists.
  • veiligheidscultuur. Elkaar niet verwijten en straffen. Fouten veilig moeten kunnen durven melden.
  • teamwork verbeteren.
97
Q

Wat zijn namen voor gesloten systemen?

A

Jackson-Reessyteem

Ayre’s T-systeem

98
Q

Wat zijn namen voor halfgesloten systemen?

A

Waters-systeem

Magill-systeem
Bainsysteem

99
Q

Wat is een circle-systeem?

A

systeem waarbij de aanvoer en afvoer van gassen gescheiden plaatsvindt door 2 slangen en de stroomrichting wordt bepaald door non-return kleppen.

100
Q

Wat is een hoge flow?

A

Verse gasaanvoer van 6 liter of meer

101
Q

Wat is een lage flow?

A

Verse gasaanvoer van 1 liter

102
Q

Wat is minimale flow?

A

Verse gasaanvoer van 0,5 liter

103
Q

Wat is het gemidddelde zuurstofverbruikt?

A

3,5ml/kg/min

104
Q

Wat is het teugvolume?

A

6/8 ml x lichaamsgewicht

105
Q

Wat is tidal volume?

A

Slagvolume, gasvolume dat per beademing in de longen van een patiënt wordt geventileerd

106
Q

Wat is de tidal bij een ademfrequentie van 10-12 beademingen/min?

A

10-12 ml/kg

107
Q

Hoe kunnen hoge inspiratoire weerstanden het beste overwonnen worden?

A

Met langere inspiratietijd (minder piekdruk nodig)

108
Q

Hoe kunnen hoge expiratoire weerstanden het beste overwonnen worden?

A

langere expiratietijd

109
Q

Wat is de standaard I:E? en bij kinderen?

A

1: 2
1: 1

110
Q

Wat is de max piekdruk?

A

30 cm H2O

111
Q

Wat is een maat voor compliance van de long?

A

Drukverschil tussen plateaudruk en eindexpiratoire druk

112
Q

Wat is een maat voor de stromingsweerstand in de ademwegen?

A

Gemeten drukverschil tussen piekdruk en plateaudruk

113
Q

Waarom doe je LMA altijd drukgestuurd?

A

LMA doe je altijd drukgestuurd omdat er lucht in de maag kan komen. De max druk (20 cmH2O) is vastgesteld (10-20 cmH2O)

114
Q

Wat is een normale FiO2?

A

40% is gemiddeld

115
Q

Normaalwaardes voor CO2 gehalte?

A

4,5-5