V6 TW3 Flashcards
Welke 4 paradigma’s zijn er?
- rationele actor paradigma
- functionalisme paradigma
- conflict paradigma
- sociaal-constructivisme paradigma
Wat zijn de aannames van het rationele actor paradigma?
- Mensen zijn rationele wezens die rationele keuzes maken, je gaat altijd uit van maximalisatie van nut van individuen/kosten-baten analyse
- Je maakt een keuze vanuit de afweging van voor- en nadelen
- Gaat uit van individuele overwegingen
- Dilemma van de collectieve actie (+ free-riders)
Dilemma van de collectieve actie
Als een groep mensen collectieve actie onderneemt en bijv. investeert in een collectief goed, kunnen er mensen zijn die daarvan profiteren zonder eraan bij te dragen, dit zijn free-riders.
Wat zijn de aannames van het functionalisme paradigma?
- Samenleving bestaat uit onderling samenhangende onderdelen, die allemaal noodzakelijk zijn voor het functioneren
- Samenhang van die functies geeft de samenleving orde en structuur
- Als externe omstandigheden veranderen (en het evenwicht wordt verstoord), wordt er een nieuw evenwicht gezocht d.m.v. sociale stabilisatoren:
1. Gemeenschappelijke waarden en normen (vanuit die basis ga je antwoorden bedenken)
2. Gemeenschappelijke (morele) overtuigingen
3. Sociale instituties
Wat zijn de aannames van het conflict paradigma?
- Als de ongelijkheid in de samenleving te groot wordt, leidt dat automatisch tot conflict
- Ongelijkheid = de motor van vooruitgang, want ongelijkheid -> conflict -> moet opgelost worden
-> leidt tot een nieuw systeem en een nieuwe verdeling van de macht - Een samenleving zonder conflict gaat niet vooruit, conflict is prima want samenlevingen gaan dan zichzelf de vraag stellen “is de samenleving nog wel eerlijk” en daardoor komt er meer vooruitgang
- Ongelijkheid = een machtsverschil
Centrum-periferie model
Gaat uit van sterke ongelijkheden en afhankelijkheidsrelaties (eigenlijk hetzelfde als het conflict-paradigma)
Wat zijn de aannames van het sociaal-constructivisme paradigma?
- Actoren geven samen betekenis aan de sociale werkelijkheid
- Interpretatie van de werkelijkheid wordt bepaald door culturele elementen
- Interactie, interpretatie en sociaal handelen bepalen het beeld
- Sociale werkelijkheid vernieuwd zichzelf permanent
Wat zijn de 2 vormen van self-fulfilling prophecy?
- Als een externe bron gelooft dat jij iets kan, ga je beter presteren door zelfvertrouwen
- Als jij zelf gelooft dat je het kan, ga je ook beter presteren
Macht
je kan mensen dwingen om iets te doen
Gezag
macht die als legitiem beschouwd wordt (mensen accepteren dat je iets doet)
De dominee en de koopman
Sober leven (ook door bedrijven) in Nederland heeft ertoe geleid dat Nederland groot is geworden met de internationale handel.
Internationaal strafhof
tegen de schending van internationale mensenrechten
Europees Parlement
Bestaat uit: leden gekozen door de inwoners van de lidstaten (zetels op basis van inwonersaantal).
Doet: wetgeving vaststellen samen met de Raad van de EU, Europese Commissie controleren, EU-begroting goedkeuren.
Raad van de Europese Unie
Bestaat uit: ministers van de Europese lidstaten (welke hangt af vh onderwerp waar het over gaat)
Doet: onderhandelen en wetgeving vaststellen samen met het Europees Parlement, beleid coördineren.
Europese Commissie
Bestaat uit: 1 commissaris uit elke lidstaat.
Doet: wetsvoorstellen, uitvoering wetgeving.
Europese Raad
Bestaat uit: voorzitter, voorzitter Europese Commissie en de regeringsleiders van iedere lidstaat.
Doet: het bepalen van de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de EU.
Welke 4 theorieën die het gedrag van nationale staten verklaren zijn er?
- realistische theorieën
- liberale theorieën
- marxistische theorieën
- sociaal-constructivistische theorieën
Realistische theorieën
- Kijken naar het systeem van staten als een anarchisme (geen centrale regie)
- Veiligheidsdilemma van nationale staten: omdat er geen centrale, soevereine macht is, kunnen staten elkaar (in de basis) niet vertrouwen (inherent wantrouwen tegenover de andere staten)
-> conclusie: verhoudingen tussen staten kenmerken zich door een machtsstrijd van iedereen tegen iedereen
-> dilemma: hoe moet je omgaan met dit veiligheidsprobleem?
-> elke staat verdedigt zijn eigenbelangen & probeert zelf zoveel mogelijk macht te krijgen (hoe meer macht, hoe kleiner het veiligheidsdilemma) - Focus op economische en militaire belangen
- Hardpower: harde machtsmiddelen
- Gaat ALLEEN over staten als actoren
- VB: grootmachten als VS, Rusland, China (later bijgekomen)
Liberale theorieën
- Je moet wel iets gaan doen aan het vertrouwen tussen staten: interdependentie (wederzijdse onafhankelijkheid), juist vanwege het veiligheidsdilemma
- Gaan uit van een internationale gemeenschap
- Veel meer actoren dan alleen de staat (bijv. NGO’s, mno’s, binnenlandse politiek)
- Soevereiniteit van staten minder belangrijk
Marxistische theorieën
- Wereldeconomie -> toegang tot (economische) hulpbronnen
- Zoveel mogelijk winst:
- zoveel mogelijk producten aanbieden
- zo laag mogelijke kosten
- Staten zijn nog minder belangrijk
- Het gaat alleen om (economische) machtsverhoudingen
- Centrum-periferie theorie
Sociaal-constructivistische theorieën
- Onderscheid tussen fysieke (materiële) wereld en sociale (afhankelijk van mensen) wereld.
- Onderzoekt hoe opvattingen over machtsverhoudingen tot stand komen en welke info daarbij een rol speelt
- Verhoudingen tussen staten zijn deel van de sociale wereld
- Begrippen als macht zijn sociale constructen, mensen bepalen in onderlinge verhouding wat het betekent
intrastatelijk conflict
conflict binnen een staat
interstatelijk conflict
conflict tussen staten
law of anticipated reactions
staten anticiperen op wat andere staten gaan doen, omdat staten redelijk voorspelbaar zijn