V4 Thema 2 Flashcards

1
Q

vorming van spermacellen

A

spermatogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

teelballen

A

testes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sperma

A

mengsel van zaadcellen, base en vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eierstokken

A

ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rijping van de eicellen in de follikels

A

oögenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ovulatie

A

eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gele lichaam

A

corpus luteum, follikelweefsel dat achterblijft na de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

levensduur onbevruchte eicel na ovulatie

A

12 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zygote

A

bevruchte eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

productie en afgifte van stoffen door cellen

A

secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

centrale regelaar van de voortplanting, hormoonklier

A

hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FSH

A

follikelstimulerend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

LH

A

luteïniserend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie FSH bij de man

A

stimuleert de vorming van zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie LH bij de man

A

stimuleert de productie van testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie testosteron bij de man

A

verdere ontwikkeling zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bij de man: de hypofyse wordt geremd door

A

een bepaalde hoeveelheid testosteron. Hierdoor wordt er minder LH gemaakt, waardoor de cellen van Leydig minder testosteron maken

18
Q

functie cellen van leydig

A

testosteronproductie (onder invloed van LH)

19
Q

Vrouw: begin menstruatiecyclus

A

eerste dag menstruatie

20
Q

Vrouw: functie FSH

A

stimuleert de rijping van de follikels

21
Q

vrouw: functie FSH en LH

A

productie van oestrogenen door cellen uit de wand van de rijpende follikels

22
Q

functie oestrogenen

A

baarmoederslijmvlies wordt dikker

23
Q

Vrouw: functie LH

A
  • stimuleert de opname van vocht door het rijpende follikel, waardoor deze openbarst en er een eicel vrijkomt –> ovulatie
  • stimuleert de vorming van het gele lichaam uit het follikel
  • stimuleert de productie van oestrogenen en progesteron
24
Q

functie progesteron

A

baarmoederslijmvlies wordt nog dikker en de klieren gaan stoffen afscheiden die kunnen dienen als voedsel voor het embyo. Ook remt het de afgifte van FSH en LH, waardoor het gele lichaam elf dagen na de ovulatie afsterft. Hierdoor stopt de progesteronproductie en wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten

25
Q

een zaadcel blijft … dagen in leven in het lichaam van de vrouw

A

drie dagen

26
Q

vruchtbare periode

A

drie dagen voor de ovulatie tot een halve dag na de ovulatie

27
Q

na een bevruchting produceert het gele lichaam nog … maanden …, onder invloed van het hormoon …

A

3 maanden, progesteron, HCG

28
Q

HCG

A

Humaan chorion-gonadotrofine, wordt in de eerste weken na de bevruchting door de zygote gevormd, daarna door de placenta. Het zorgt er voor dat het gele lichaam blijft functioneren

29
Q

na … maanden vergaat het gele lichaam. De …-productie wordt dan overgenomen door …

A

drie maanden, progesteronproductie, placenta

30
Q

functie progesteron

A

houdt de zwangerschap in stand, remt de afgifte van FSH en LH, zorgt voor de ontwikkeling van de melkklieren

31
Q

AIDS

A

acquired immuno defiency syndrome

32
Q

HIV

A

Human immunodeficiency Virus

33
Q

embryoblast of embryonaalknop

A

begin van het uiteindelijke embryo

34
Q

buitenste laag cellen die de embryoplast beschermt

A

trofoblast

35
Q

de trofoblast vormt het ‘chorion’

A

buitenste vruchtvlies

36
Q

in de embryoplast zijn twee holten ontstaan:

A

de amnionholte en de dooierzak

37
Q

amnion

A

binnenste vruchtvlies

38
Q

drie voordelen vruchtwater

A
  • beschermt tegen schokken
  • beschermt tegen uitdroging
  • makkelijker bewegen
39
Q

bij de foetus zit er tussen de rechter en linkerboezem een opening, het …

A

ovale venster

40
Q

bij de foetus is er een verbinding tussen de longslagader en de aorta

A

ductus arteriosis of ductus botalli