urogenitaal Flashcards

1
Q

Hoe prostaatkanker wordt ontdekt

A

● < 10% symptomatisch (pijn door de metastase, hematurie, paraneoplastisch syndroom);
● De helft bij toeval: mictieklachten (LUTS);
● De helft door screening/check-ups.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opsporing PCA

A

● PSA test (prostaat specifiek antigeen);

● Rectaal toucher: lichamelijk onderzoek, voelen aan de prostaat
voor de patiënt minder
prettig;

● Transrectale echo: als iemand een grote prostaat heeft, mag het PSA ook hoger zijn. We
willen dus ook het volume van de prostaat meten;

● Prostaatbiopten en pathologisch onderzoek:

Het combineren van een PSA test met een rectaal toucher levert meer detectie van PCA op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prognostische factoren

A
● Gleason score;
● Hoogte PSA;
● Stadium: T2 (binnen prostaat, dit voelt de patiënt amper), T3 (buiten prostaat, in het kapsel),
T4 (ingroei in plasbuis of rectumwand;
● DRE (rectaal toucher) en MRI;
● Aantal positieve biopten;
● Aantal millimeter tumor;
● Secundaire groeipatronen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Complicaties van de behandeling

A
Elke behandeling kent bijwerkingen:
● Erectiele dysfunctie (impotentie): 30 - 100%;
● Stress-incontinentie: 10 - 50%;
● Urgeklachten (vaak plassen);
● Urethrastrictuur;
● Radiatie-proctitis/cystitis: 5 - 10%;
● Fistels: 1%;
● Mortaliteit: < 1%.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oligometastasen

A

staat voor beperkte metastase waarbij het PCA echter erg traag groeit waardoor de patiënt nog een redelijke levensverwachting heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Therapie blaaskaker

A

niet-spierinvasief TUR, spoelen en follow-up (hoge recidiefkans).
Spierinvasief chirurgie of bestralen, soms gecombineerd met chemotherapie of
immunotherapie;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Androgeen depletie therapie (ADT)

A

1) Agonist: er ontstaat eerst een toename (flare) waarna de negatieve terugkoppeling de testosteronproductie laat dalen (leuprolide, buserelin, goserelin);
○ Weinig testosteron geen omzetting naar DHT geen binding met AR geen activatie target genen;
2) 5α-reductase remmer (dutasteride, finasteride): omzetting T naar DHT niet mogelijk;
3) Anti-androgeen (flutamide, enzalutamide of apalutiamid): voorkomen dat DHT met AR bindt
en voorkomen dat het naar de kern gaat voor activatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly