unité 24 Flashcards
het water
l’eau (vr.)
een bril
des lunettes (vr.)
een polshorloge
une montre
een vis
un poisson
een uitgang
une sortie
weten
savoir
ik weet
je sais
jij weet
tu sais
hij weet
il sait
Het gaat sneeuwen vandaag.
Il va neiger aujourd’hui.
Ga (voor)eerst hier binnen!
Entre d’abord ici!
Ik heb vooral honger.
J’ai surtout faim.
Je moet luisteren.
Il faut écouter.
Je mag hier niet spelen.
Il ne faut pas jouer ici.
een gevaarlijk spel
un jeu dangereux
een gevaarlijke straat
une rue dangereuse
een grote vis
un gros poisson
een zware koffer
une grosse valise
ons boek
notre livre
jullie boek
votre livre
hun boek
leur livre
ons foto
notre photo
uw foto
votre photo
onze boeken
nos livres
jullie boeken
vos livres
hun boeken
leurs livres
onze foto’s
nos photos
jullie foto’s
vos photos
hun foto’s
leurs photos