unit4 Flashcards
een beschuldigde
an accused
de verdediging
the defence the defense
een rechter
a judge
een jry
a jury
een jurylid
a member of the jury
een advocaat (3)
a lawyer an attorney a barrister
een aanklager een eiser
the plaintiff
het openbaar ministerie
the prosecution
een slachtoffer
a victim
een getuige
a witness
vrijgelaten op borgtocht
to release on bail
aanklagen voor een (2)
to charge with a crime to bring charges against
voor een rechter brengen (2)
to try for a crime to put on trial for
onschuldig pleiten schuld bekennen in ruil voor strafvermindering (2)
to plead not guilty a plea bargain
bewijsmateriaal voorleggen
to present evidence
getuigen getuigenis
to testify the testimony
verzet aantekenen (2)
to object to to raise an objection
delibereren overleggen
to deliberate
een unanime beslissing treffen
to reach a unanimous decision