unit 9 Flashcards
1
Q
A
2
Q
gekenmerkt worden door andere
A
involve
3
Q
verkennen
A
explore
4
Q
ontspannen
A
relax
5
Q
solliciteren
A
apply for a job
6
Q
verdienen
A
earn
7
Q
lange uren maken
A
work long hours
8
Q
uitdagend
A
challenging
9
Q
betaalde vakantie krijgen
A
get paid holidays
10
Q
je ontslag indienen
A
give in your notice
11
Q
gepromoveerd worden
A
be promoted
12
Q
praktijktraining
A
on-the-job training
13
Q
een loopbaan starten
A
start a career
14
Q
salaris
A
pay
15
Q
geslaagd
A
successfull
16
Q
medewerker van een bureau
A
travel agent
17
Q
advocaat
A
lawyer
18
Q
manager
A
manager