unit 5 (exam) Flashcards
to get up
opstaan
to take a shower
een douche nemen
to put on your clothes
kleren aantrekken
to brush your teeth
tandenpoetsen
to have breakfast
ontbijten
to arrive home
thuis aankomen
to prepare dinner
eten klaarmaken
to have dinner
eten
to do your homework
huiswerk maken
to take your dog for a walk
je hond mee uit nemen
to enjoy a long bath
genieten van een lang bad
to watch television
tv kijken
to go to sleep
om te gaan slapen
to do your hobbies
je hobby’s beoefenen
to go shopping
(gaan) shoppen
to go to the cinema
naar de cinema gaan
to go to your football practice
gaan trainen / oefenen (voetbal)
to go swimming
gaan zwemmen
to hit the gym
gaan fitnessen
to take singing classes
zanglessen nemen
to take pictures
foto’s nemen
to travel around
rondreizen
to spend time with
tijd spenderen met
to meet your friends
je vrienden ontmoeten
to chat
gezellig praten
to visit your grandparents
je grootouders bezoeken
to play computergames
computerspelletjes spelen
to search the Internets
zoeken op internet
to read your emails
je e-mails lezen
to receive pocket money
zakgeld ontvangen
to stay at home
thuis blijven
always
altijd
usually
gewoonlijk
often
vaak
regularly
geregeld
sometimes
soms
rarely
zelden
never
nooit
every morning
elke ochtend
once a month
eenmaal per maand
twice a week
tweemaal per week
four times a day
vier keer per week