Unit 4 part3 Flashcards
1
Q
Een onbeleefde opmerking
A
A rude remark
2
Q
Een snelle groei
A
A rapid growth
3
Q
Een griezelige plaats
A
A scary place
4
Q
Een nieuwsgierige kat
A
A curious cat
5
Q
Een sterk paard
A
A strong horse
6
Q
Een slimme leerling
A
A clever pupil
7
Q
Een snel antwoord
A
A quick reply
8
Q
Een energiek kind
A
An energetic child
9
Q
Een fascinerend schilderij
A
A fascinating painting
10
Q
Een fantastisch spel
A
An awesome game
11
Q
Een onaangename verrassing
A
A pleasant surprise
12
Q
Een ontgoochelde bezoeker
A
A disappointed visitor
13
Q
Een vervelde tijger
A
A bored tiger
14
Q
Een vervelend bezoek
A
A boring visit
15
Q
Een waterval
A
A waterfall