unit 2 english Flashcards
gefocust
focused
verstrooid
distracted
focus
focus
verstrooiing, afleiding
distraction
onbewust
unaware
zonder besef
unawareness
gemakkelijk
easy
gemak
ease
ongehoorzaam
disobedient
ongehoorzaamheid
disobedience
zelfverzekerd
confident
vertrouwen
confidence
bezorgd
anxious
ongerustheid
anxiety
angstig
frightened
angst
fear
onoverwinnelijk
invincible
onwetend
ignorant
onwetendheid
ignorance
lief
affectionate
genegenheid
affection
trouw
loyal
loyaliteit
loyalty
tot mensen aangetrokken
drawn to humans
het iemand graag naar de zin maken
eager to please
het verlangen om te behagen
eagerness to please
gewelddadig
aggressive
agressie
aggression
door een afschuwelijk africhtingsproces dwingen
to force through a horrific training process
in bedwang houden
to restrain
vastbinden in touwen of kettingen
to tie in ropes or chains
ketenen
to chain
opsluiten
to cage
beweging beperken
to restrict movement
jongen van hun moeder scheiden
to separate cubs from their mother
ze slaan als ze ongewenst gedrag vertonen
to hit when they exhibit unwelcome behaviour
dieren onderwerpen
to submit animals
een piepkleine kooi
a tiny cage
een betonnen vloer
concrete floors
een kale, dorre kuil
a sterile barren pit
een overvolle kuil
an overcrowded pit
vreselijke omstandigheden
atrocious conditions
met wilde dieren aan de leiband gaan wandelen
to walk wild animals on a lead
wilde dieren knuffelen
to hug wild animals
dieren als fotorekwisiet gebruiken
to use animals as photo props
stropen
to poach