unit 1 vocabulary Flashcards
mijn telefoon/ sociale media checken
to check my phone/ social media
je hobby’s beoefenen
to do your hobbies
(gaan) shoppen
to go shopping
naar de bioscoop gaan
to go to the cinema
gaan trainen (voetbal)
to go to your (football) practice
gaan zwemmen
to go swimming
gaan fitnessen
to hit the gym
online tijd doorbrengen
to spend time online
zangles volgen
to take singing classes
foto’s nemen
to take pictures
rondreizen
to travel around
online video’s/ series/ films kijken
to watch online videos/ series/ films
tijd doorbrengen met
to spend time with
je vrienden ontmoeten
to meet your friends
gezellig praten
to chat
je grootouders bezoeken
to vistit your grandparents
computerspelletjes spelen
to play computergames
zoeken op internet
to search the Internet
je e-mails lezen
to read your e-mails
zakgeld ontvangen
to receive pocket money
thuis blijven
to stay at home
op maandag, dinsdag, woensdag,…
on Monday, Tuesday, Wednesday,…
op donderdagmorgen
on Thursday morning
op vrijdagen, elke vrijdag
on Fridays
’s morgens, ‘s namiddags, ‘s avonds
in the morning, in the afternoon, in the evening
’s middags, ‘s nachts
at noon, at (mid)night
in het weekend
at the weekend
om 4 uur ‘s morgens
at 4 am
voor 18 uur
before 6 pm
achter 7 uur
after 7 o’clock
van halfvijf tot halfzes
from half past four till/ until half past five
rond de middag
around noon
altijd
always
gewoonlijk
usually
vaak
often
geregeld
regularly
soms
sometimes
zelden
rarely
nooit
never
elke ochtend
every morning
elke avond
every evening
elke dag
every day
elke zondag
every Sunday
elke maand
every month
een keer per maand
once a month
twee keer per week
twice a week
twee uur per dag
two hours a day
vier keer per week
four times a week
drie keer per jaar
three times a year
per trein
by train
een schat
a treasure