unit 1 lesson 3 words food and drink en ne Flashcards
1
Q
to be full (up)
A
vol zitten
2
Q
bland
A
flauw
3
Q
cabbage
A
kool
4
Q
to devour
A
verorberen,verslinden
5
Q
disgusting
A
walgelijk
6
Q
flavour (UK); flavor (US)
A
smaak
7
Q
to have a table
A
een tafel vrij hebben
8
Q
napkin
A
servet
9
Q
on the house
A
van het huis (gratis)
10
Q
pork
A
varkensvlees
11
Q
reservation
A
reservering
12
Q
treat
A
traktatie; iets lekkers