tutorgroep kennis week 3-4 Flashcards

1
Q

wat zijn de stappen om bij monoploie de prijs en hoeveelheid te vinden voor winst

A

1) P=a-bQ
2)TO=P*Q—) (P=a-bQ)
3)MO=a-2bQ
4)TK=Functie
5)MK=TK’=Q
6)MO=MK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de 3 de graads prijsdiscriminatie

A

voor een identiek product bij verschillende prijzen in rekening brengen op verschillende markten–) geen uitwisselingen van producten kan plaatsvidnen tussen markten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de gevolgen van prijsdiscriminatie voor het consumentensurplus

A

dit is het verschil tussen betelingsbereidheid en marktprijs–) prijs zorg gaat naar omhoog–) pakt iets van het consumentensurplus af –) hebben een hogere betalingsbereidheid–) verschil neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn risico’s voor prijsverschil

A

consumenten zullen zich verplaatsen naar een goedkopere markt
-arbritage: zorg wordt goedkoper ingekopcht en voor meer verkocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de voordelen en nadelen van monopolistische marktmacht op zorginkoopmarkten

A

-hij kan veel invloed hebben op de hoeveelheid, prijs en kwaliteit van aanbod
-als de monopolist weinig inkoopt moet de aanbieder de prijs verlagen–) slechter kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voordelen en nadelen inkoopmacht

A

V:krachtigere tegenpartij tegen helte sterke verkoopmacht+sturen op prijzen en kwaliteit
N: inkoopmacht misbruik–) te sterk sturen op lage prijszen= failliet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom is concurrentie cruciaal voor verzerkaars voor hun verzekerde

A

-kwaliteti van de zorg
-belangrijk voor zo laag mogelijke premie
-financiele prikkel voor lagere prijzen
-zonder concurrentie–) hoogte van de premie niet uitmaken voor verzekeraars–)misbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is collectiviteit

A

korting op prmeioe omdat je bij een bepaalde groep bent aangesloten
-zorgt voor meer doelmatigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat us een data omhullingsanalyse

A

er wordt een bepaalde maatstaf vastgesteld–) bepalend voor de prestaties van anderen ==) financiele prikkels= relatieve efficientie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn twee manieren om ee efficientievergelijking via DEA te doen

A
  1. Input georiënteerd: verschillen in input bij dezelfde output
  2. Output georiënteerd: verschillen in output bij dezelfde input
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe bereken je de lambda

A

=afstand oorsprong tot grenslijn/afstand oorsprong tot aanbieder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is meest factor efficient

A

-minimale kosten voor een maximale output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

als de overheid beslist om het budget te basseren op dat van de meest technische en factor efficicient eenheid, welke vorm van concurrentie gaat de gebruiken

A

maatstafconcurrentie–) op de best presterende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom wilt een ziekenhuis contract met grootste verzekeraar

A

-omdat ze de grootste marktaandelen en invloed hebben–) goede relaties van belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn 3 termen voor soorten bekostegingen

A

-fee for service
-bundled payment
-case based

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

randvoorwaarden voor prestatiebeloning te laten werken

A

-prestaties moeten meetbaar zijn
-rekening houden met wie je gaat belonen
-goede maatstaf hebben

16
Q

wat is samenwerking in het sociaal domein

A

-alle inspanningen die de gemeente vericht rond werk participatie en zelfredenzaamheid