TP tweede pagina Flashcards
creuser
graven, groef, groeven, gegraven, hebben
saisir
grijpen, greep, grepen, gegrepen, hebben
pendre
hangen, hing, hingen, gehangen, hebben
avoir
hebben, had, hadden, gehad, hebben
aider
helpen, hielp, hielpen, geholpen, hebben
s’appeler
heten, heette, heetten, geheten, hebben
tenir
houden, hield, hielden, gehouden, hebben
aimer
houden van, hield van, hielden van, gehouden van, hebben
chasser
jagen, joeg, joegen, gejaagd, hebben
choisir
kiezen, koos, kozen, gekozen, hebben
regarder
kijken, keek, keken, gekeken, hebben
grimper
klimmen, klom, klommen, geklommen, hebben/zijn
résonner
klinken, klonk, klonken, geklonken, hebben
venir
komen, kwam, kwamen, gekomen, zijn
acheter
kopen, kocht, kochten, gekocht, hebben
recevoir
krijgen, kreeg, kregen, gekregen, hebben
pouvoir
kunnen, kon, konden, gekund, hebben
rire
lachen, lachte, lachten, gelachen, hebben
laisser
laten, liet, lieten, gelaten, hebben
lire
lezen, las, lazen, gelezen, hebben
mentir
liegen, loog, logen, gelogen, hebben
être couché
liggen, lag, lagen, gelegen, hebben
souffrir
lijden onder, leed, leden, geleden, hebben
ressembler
lijken op, leek, leken, geleken, hebben
courir
lopen, liep, liepen, gelopen, hebben/zijn
mesurer
meten, mat, maten, gemeten, hebben
devoir
moeten, moest, moesten, gemoeten, hebben
avoir la permission
mogen, mocht, mochten, gemogen, hebben
prendre
nemen, nam, namen, genomen, hebben
déjeuner
ontbijten, ontbeet, ontbeten, ontbeten, hebben
retenir
onthouden, onthield, onthielden, onthouden, hebben
rencontrer
ontmoeten, ontmoette, ontmoetten, ontmoet, hebben