TP laatste pagina Flashcards
1
Q
disparaitre
A
verdwijnen, verdween, verdwenen, verdwenen
2
Q
oublier
A
vergeten, vergat, vergaten, vergeten
3
Q
vendre
A
verkopen, verkocht, verkochten, verkocht
4
Q
quitter
A
verlaten, verliet, verlieten, verlaten
5
Q
perdre
A
verliezen, verloor, verloren, verloren
6
Q
comprendre
A
verstaan, verstond, verstonden, verstaan
7
Q
partir
A
vertrekken, vertrok, vertrokken, vertrokken
8
Q
inventer
A
verzinnen, verzon, verzonnen, verzonnen
9
Q
trouver
A
vinden, vond, vonden, gevonden
10
Q
voler (dans l’air)
A
vliegen, vloog, vlogen, gevlogen
11
Q
demander
A
vragen, vroeg, vroegen, gevraagd
12
Q
geler
A
vriezen, vroor, vroren, gevroren
13
Q
laver
A
wassen, waste, wasten, gewassen
14
Q
peser
A
wegen, woog, wogen, gewogen
15
Q
jeter
A
werpen, wierp, wierpen, geworpen