Toetsvragen 4 Flashcards

1
Q

Hoe stel je de diagnose acromegalie?

A

IGF-1, glucose tolerantietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt groeihormoon afgegeven?

A

Pulsatiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden cortisol, testosteron en schildklierhormoon afgeven?

A

Diurnaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het vignet van SIADH?

A

Veel ADH productie, dus veel vocht vasthouden, maar verlies van zouten wat resulteert in hyponatriemie (dus, hoog urine natrium en laag serum natrium), behandeling: vochtrestrictie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het vignet van M. Sheehan?

A

Hypopituitarisme door necrose na bevalling resulteert in gewichtsverlies, haaruitval, niet mogelijk om borstvoeding te geven en vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het is het vignet van dysbetalipoproteinemie?

A

Palmaire xanthomen, coronaire ziekten, perifere vaatziekte, cholesterol (verhoogd), triglyceride (verhoogd), geassocieerd met Apo2 mutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een oorzaak van secundaire hyperparathyreoidie?

A

Bij dialyse patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn symptomen van een CVA?

A

Polyfarmacie, spraakstoornis, duizeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn symptomen van een normal pressure hydrocephalus?

A

Trage spraak, breed looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom geef je adjuvante behandeling bij een mammacarcinoom?

A

Voorkomen van micrometastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de werking van tamoxifen?

A

Anti-oestrogene werking op mammaweefsel door verhinderen binding oestrogeen aan oestrogeenreceptoren, geen optie voor ovulatiesupressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het effect van oestrogeen op het endometrium?

A

Vergroot de kans op endometriumcarcinomen, tevens remming botresorptie en daling LDL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het beleid bij nieuwe metastases onder chemotherapie?

A

Tweedelijns palliatieve zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de behandeling van een colorectaalcarcinoom T3?

A

Hemicolectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de risicofactoren van galstenen?

A

FFFF (female, fat, forty, fertile), snelle gewichtsdaling, ileocoecaalresectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een goede antistoftiter tegen hepatitis B?

A

Anti-HBs 10 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het beleid bij een ascitespunctie?

A

Vooraf INR en thrombocyten bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het is het vignet van M. Crohn?

A

Diagnose middels calprotectine, bij starten azathioprine behandeling leverfunctie en beenmergsuppressie meten na 2 weken, fistelvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er met kalium bij een maaghevel?

A

Daling K serum, verhoogd urine K.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met vit K bij een pancreatitis?

A

Kan niet goed worden opgenomen, tevens bij patiënten met obesitas/DM/verhoogde triglyceriden een vetbeperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het beleid bij een verdenking hepatocellulaircarcinoom?

A

Screening echo lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het vignet van de ziekte van Gilbert?

A

Ookwel ongeconjugeerde bilirubinemie > door gebrek aan enzym in lever te weinig geconjugeerd bilirubine, klachten van icterus in periodes van ziekte, hevige inspanningen, bij overmatig alcoholgebruik en/of een sterk verminderde weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer is een ERCP niet mogelijk?

A

Endoscopic Retrograde Cholangio-Pancreatography > niet mogelijk bij iemand met een B2 maagresectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarvan is er sprake bij verhoging gGT en AF?

A

Cholestatische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarvan is er sprake bij geisoleerde verhoging van gGT?

A

Alcoholgebruik of medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarvan is er sprake bij een geisoleerde verhoging van AF?

A

Botziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar bevindt ALAT zich en wanneer is het verhoogd?

A

M.n. in het cytoplasma > bij virale hepatitis ZONDER celverval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar bevindt ASAT zich en wanneer is het verhoogd?

A

M.n. in mitochondrien > chronische hepatitis MET celverval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer zijn albumine verlaagd en PT verlengd?

A

Ernstig leverfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is er hoger bij ernstige leverschade MET celverval, ALAT of ASAT?

A

ASAT > ALAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het vignet van hepatitis A?

A

Acute ziekte, feco-orale transmissie (v.b. indirect door verontreinigd water, voedsel of schelpdieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het vignet van hepatitis B?

A

Overdracht via lichaamsvloeistoffen, huid, intacte slijmvliezen, verticaal/perinataal/horizontaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het vignet van hepatitis C?

A

Overdracht via bloed-bloed (iatrogeen, parenteraal, perinataal, seksuele overdacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wanneer moet je denken aan een cholesterolembolus?

A

Mannen 60-70 jaar, bij gebruik antistolling, blauwe tenen en livedo reticulaire (netvormige cyanotische verkleuring)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wanneer moet je denken aan acute tubulusnecrose?

A

Bij stijgen serum creatinine na hypotensieve episode of na nefrotoxisch middel (v.b. aminoglycoside antibiotica, amfotericine, cisplatine en radiocontrast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het urine natrium bij een prerenaal probleem?

A

< 20 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het urine natrium bij een renaal probleem?

A

> 40 mmol/L (v.b. nierinsufficientie bij endocarditis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de behandeling van UWI bij een vrouw?

A
  1. Nitrofurantoine 5 dagen 2dd 100mg
  2. Fosfomycine eenmalig 3g
  3. Trimetoprim 3 dagen 1dd 300mg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de behandeling van UWI bij mannen?

A
  1. Nitrofurantoine 7 dagen 2dd 100mg

2. Trimethoprim 7 dagen 1dd 300mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de behandeling bij een compliceerde UWI met weefselinvasie?

A
  1. Ciprofloxacine 7 dagen (vrouwen)/14 dagen (mannen) 2dd 500mg
  2. Amoxicilline/clavulaanzuur 10 dagen (vrouwen)/14 dagen (mannen) 3dd500/125
  3. Cotrimoxazol 10 dagen (vrouwen)/14 dagen (mannen0 2dd 960 mg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de behandeling van een UWI bij zwangere?

A
  1. Nitrofurantoine 7 dagen 2dd 100mg

2. Amoxicilline/clavulaanzuur 5 dagen 3dd 500/125

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de behandeling bij een chronische nierinsufficientie met POB, misselijkheid, braken en Pta depressie?

A

Spoeddialyse (vanwege hyperkaliemie/ureum stijging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de behandeling van acute nierinsufficientie (glomerulonefritis) met anti-GBM antistoffen?

A

Plasmaferese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wanneer spreekt men van polyurie?

A

> 3L urine/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de klaring bij een patient met anurie?

A

< 100ml/24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is de klaring bij een patient met oligurie?

A

< 400ml/24 uur

47
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van pneumonie en wat is de behandeling?

A

S. pneumoniae en amoxicilline 5-7 dagen

48
Q

Wat is de behandeling van astma bronchiale?

A
  1. Kortwerkend β2-sympathicomimeticum (zoals salbutamol of terbutaline)
  2. Toevoegen inhalatiecorticosteroïd (ICS) (zoals beclomethason, budesonide, ciclesonide, fluticason)
  3. Toevoegen leukotrienenantagonist (montelukast)
  4. Toevoegen langwerkend β2-sympathicomimeticum (formoterol, salmeterol)
49
Q

Wanneer hoor je bronchiaal ademgeruis?

A

Lobaire pneumonie, pulmonaal oedeem of fibrose (v.b. aandoeningen waarbij alveoli gevuld zijn met ontstekingsinfiltraat + ademwegen open zijn)

50
Q

Wanneer hoor je verzwakt ademgeruis?

A

COPD of emfyseem, afgenomen luchthoudendheid longweefsel (atelectase, pneumonie), sterke adipositas, verminderde ademexcursies of bij een grote pneumothorax

51
Q

Waar denk je aan als PO2 niet op O2 suppletie reageert?

A

Shunt

52
Q

Wat is een pulmonale shunt?

A

Doorgang van zuurstofarm bloed van de rechterkant van het hart naar links zonder deelname aan gasuitwisseling in de longcapillairen

53
Q

Waar denk je aan bij een klapvoet, holtevorming in de long, neusbloedingen en aandoeningen slijmvlies?

A

Granulomateuze polyangiitis

54
Q

Wat zijn 3 myeloproliferatieve aandoeningen?

A

Polycytemia vera, essentiele trombocytopenie, myelofibrose

55
Q

Wat is myelofibrose?

A

In beenmerg is ongecontroleerde aanmaak van bindweefsel (tgv ontspoorde megakaryocyten, voorlopers van trombocyten) > beenmergcellen komen in bloed terecht en gaan elders bloed aanmaken, meestal in de milt (splenomegalie)

56
Q

Wat is er aan de hand bij heparine-geinduceerde thrombocytopenie en trombose (HITT)?

A

Meestal na 1 week van heparine gebruik, activatie van aggregatie van trombocyten > veneuze/arteriele trombose, diagnose met thrombocytenaggregatietest.

57
Q

Wat is er aan de hand bij diffuus intravasale stolling (DIS)?

A

Systemische activatie van stolling met uitgebreide fibrinedeposities in kleine bloedvaten > multi-orgaanfalen en consumptie van bloedplaatjes en stollingsfactoren waardoor ernstige bloedingen kunnen ontstaan

58
Q

Wat is het lab bij DIS?

A

Daling thrombocyten, daling Hb, stijging fibrinogeen, verlengde APTT en PT, fibrine degradatie producten (FDP)

59
Q

Wat zijn oorzaken van DIS?

A

Sepsis, heparine gebruik, infectie, bevalling, maligniteit, vaatafwijkingen.

60
Q

Waar werken vitamine K antagonisten op in?

A

INR

61
Q

Wat zijn vitamine K afhankelijke stollingsfactoren?

A

II, XII, X, IX (1972)

62
Q

Wat verwacht je bij heparine gebruik?

A

Verlengde aPTT

63
Q

Waarom bestraal je bloedproducten?

A

Voorkomen van delen van monocyten/lymfocyten > voorkomen graft-v-host disease.

64
Q

Wanneer verwacht je sferocyten in het bloed?

A

Hereditaire sferocytose, (auto-) immuun geïndiceerde hemolytische anemie, na bloedtransfusie met oud bloed

65
Q

Wat verwacht je in het lab bij een hemolytische anemie?

A

Macrocytaire anemie, verhoogd LDH, verhoogde reticulocyten, verlaagd haptoglobine, positieve Coombs test

66
Q

Wat is de behandeling van het influenzavirus?

A

Neuraminidaseremmers

67
Q

Wat moet je doen om norovirus te voorkomen?

A

Handen wassen met water EN zeep

68
Q

Wat is de gram-kleuring van n. meningitis?

A

Gram-negatief

69
Q

Wat is de behandeling van hypertensie bij een zwangere vrouw?

A

Methyldopa, labetalol en nifedipine

70
Q

Wat is de behandeling bij decompensatio cordis?

A

Diureticum, ACE-remmer, beta-blokker

71
Q

Wat voor antistoffen worden gevonden bij zwangere vrouwen met SLE?

A

Antifosfolipidenantistoffen

72
Q

Wat is de diagnostiek bij verdenking SLE?

A

Anti DS DNA en ANA

73
Q

Wat is de diagnostiek bij connective tissue disease?

A

Anti-RMP

74
Q

Wat is de diagnostiek bij reumatoïde artritis?

A

Reumafactor, anti-CCP

75
Q

Waar moet je aan denken bij longbloeding en hematurie?

A

Syndroom van Goodpasture

76
Q

Waar moet je aan denken bij X-thorax met lymfadenoapthie en rode zwelling aan de onderbenen?

A

Sarcoidose

77
Q

Wat is de behandeling van syfilis?

A

Penicilline

78
Q

Hoe ziet het ECG eruit bij hyperkaliemie?

A

Spitse T-toppen, vlakke p’s, ST depressie, brede QRS, AV block

79
Q

Welk medicijn veroorzaakt hyperprolactinemie?

A

Anti-emetica

80
Q

Wat is een bijwerking van alfablokkers (doxasozine)?

A

Orthostase

81
Q

Wat is de behandeling bij atrium fibrilleren?

A

Dabigatran

82
Q

Waar kunnen verhoogde leukocyten en aanwezigheid blasten in perifere bloed op duiden?

A

Maligniteit

83
Q

Wat is de incubatietijd van dengue?

A

4-15 dagen

84
Q

Wat geef je bij een acute hersenbloeding aan iemand die teveel acenocoumarol heeft gebruikt?

A

Vier-factor prothrombin complex concentraat (4F-PCC)

85
Q

Wat kan je met een pompje subcutaan geven?

A

Opioiden, midazolam, insuline

86
Q

Patient wordt gezien met vlekjes op de benen en een dik gezwollen enkel en knie, wat doe je?

A

Huidbiopt voor bevestigen diagnose Henoch Schonlein

87
Q

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij een nefritis na een keelontsteking?

A

IgA nefropathie

88
Q

Welke Ig is geassocieerd met allergie?

A

IgE

89
Q

Wat is de therapie bij SIADH?

A

Vochtrestrictie (1L/24 uur)

90
Q

Waarmee is een anuscarcinoom geassocieerd?

A

HPV

91
Q

Wat is de diagnose bij splenomegalie met verhoogde leuko’s, laag Hb en lage trombo’s?

A

Chronische lymfatische leukemie (CLL)

92
Q

Waar gaat ALL vanuit?

A

Lymfoblasten

93
Q

Waar gaat AML vanuit?

A

Myeloblasten (> 30% blasten)

94
Q

Waar gaat CLL vanuit?

A

B-lymfocyten

95
Q

Waar gaat CML vanuit?

A

Alle myeloide cellen

96
Q

Wat is de diagnose bij een man met rectaal bloedverlies met acuut ontstaan en acute stop?

A

Divertikelbloeding

97
Q

Wat is de behandeling van acute pancreatitis door hypertriglyceridemie?

A

Plasmaferese

98
Q

Wat is de diagnose bij een militair met afwijkende lipiden?

A

Familiaire gecombineerde hyperlipidemie

99
Q

Wat veroorzaakt de Tsetse vlieg?

A

Afrikaanse slaapziekte/trypanosomiasis

100
Q

Wat is de behandeling van slokdarmcarcinoom?

A

I Barett dysplasie > endoscopisch (fotodynamische therapie, radiofrequente ablatie, endoscopische mucosale resectie)
T1: oesofagectomie, soms chemoradiatie
T2: chemoradiatie, daarna operatie
T3: chemoradiatie, daarna operatie
T4: chemo, soms targeted therapie, soms radiotherapie

101
Q

Waar is een mutatie in het Philadelphia chromosoom mee geassocieerd?

A

Chronische myeloide leukemie (CML)

102
Q

Welk aanvullend onderzoek doe je bij een hyper- of hypokaliemie?

A

ECG

103
Q

Wat zie je op het ECG bij een hyperkaliemie?

A

Spitse T-toppen, vlakke P-top, verlengd PR interval, ST depressie, vanaf 8-9 mmol/L AV block en verbreding QRS, > 9 mmol/L sinusgolfpatroon, VF en asystolie.

104
Q

Wat zie je op het ECG bij een hypokaliemie?

A

U-wave, platte T-top, ST depressie

105
Q

Waar denk je aan bij PTa depressie?

A

Pericarditis

106
Q

Wat zijn indicaties voor spoed dialyse?

A

Uremie, overvulling, hyperkaliemie, acidose

107
Q

Wat voor klachten heb je bij uremie?

A

MIsselijkheid, braken, bewustzijnsverlies, pericarditis, risico bloedingen.

108
Q

Wat voor klachten heb je bij overvulling?

A

Oligo/anurie, hyponatriemie, astma cardiale

109
Q

Wat voor klachten heb je bij een hyperkaliemie?

A

Spierzwakte, hartritmestoornissen

110
Q

Waar denk je aan bij een vrouw met sepsis en heparine gebruik?

A

Diffuse intravasale stolling (DIS)

111
Q

Hoeveel mag de mOsm dalen per uur per dag bij vullen met insuline NaCL?

A

4 mOsm/L/uur

112
Q

Wat is de behandeling van polycythemia vera?

A

Flebotomie/aderlating

113
Q

Patient met panreatitis krijgt 10mg vit K suppletie bij INR 3.3, de dag daarop is de INR 3.0, waarom is de INR niet nog verder gedaald?

A

Vitamine K is oraal gegeven ipv inraveneus (door pancreatitis kan je orale vit K niet opnemen)