Toetsvragen 1 Flashcards

1
Q

Wat is GEEN risicofactor voor het krijgen van borstkanker?

A. 1e kind op late leeftijd
B. HPV-besmetting
C. Vroege start menstruatie
D. Overgewicht

A

HPV besmetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij familieleden van patiënten met een Hereditair Non Polyposis Coloncarcinoom (HNPCC) wordt screening op deze aandoening geadviseerd. Op welke wijze vindt dat plaats?

A. Colonoscopie
B. Buikonderzoek en rectaal toucher
C. Onderzoek naar occult bloed in de ontlasting
D. CT van de buik

A

Colonoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een 56-jarige man komt op de polikliniek met geelzucht zonder pijn, wat blijkt te berusten op een naar de lever gemetastaseerd pancreascarcinoom. Hij is in de afgelopen weken flink in conditie achteruitgegaan, ligt merendeels op bed en is 10kg afgevallen. Waarom wordt er in dat geval in principe NIET gestart met chemotherapie?

A. Vanwege de leeftijd
B. WHO 3 (<50%van de dag actief)
C. Omdat patiënt 10kg is afgevallen
D. Vanwege de diagnose gemetastaseerd pancreascarcinoom

A

WHO 3 (<50% van de dag actief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De curatieve behandeling van het coloncarcinoom verschilt in een aantal opzichten van het rectumcarcinoom. Welke behandeling wordt vrijwel nooit bij coloncarcinoom en juist vaak bij rectumcarcinoom toegepast?

A. Chemotherapie
B. Radiotherapie
C. Chirurgie

A

Radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de behandeling van tuberculose?

A. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende twee maanden, daarna twee middelen gedurende vier maanden
B. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende twee maanden
C. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende vijf maanden
D. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende acht maanden

A

De therapie wordt gestart met 4 middelen gedurende 2 maanden, daarna 2 middelen gedurende 4 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de eerste keus antibioticum voor een milde CAP?

A. Amoxicilline
B. Moxifloxacine
D. Doxycycline
E. Ceftriaxon

A

Amoxicilline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar past de volgende uitslag bij Anti-HBs positief, Anti-HBc negatief, HbsAg negatief en HBeAg negatief?

A. Vaccinatie tegen hepatitis B
B. Een inactieve chronische hepatitis B infectie
C. Een doorgemaakt en geklaarde hepatitis B infectie
D. Een acute of chronische hepatitis B infectie

A

Vaccinatie tegen hepatitis B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een patient presenteert zich met klachten van een acute HIV infectie. Wat past NIET bij de diagnose?

A. Een verhoogd aantal trombocyten
B. Rode gegeneraliseerde huidafwijking
C. Afwezigheid van antistoffen tegen HIV
D. Gegeneraliseerde lymfadenopathie

A

Een verhoogd aantal trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling bij een 40-jarige patient met een hormonaal inactieve hypofyse adenoom met druk op het chiasma opticus zonder gezichtsvelduitval?

A. Chirurgisch
B. Bestraling
C. Expectatief
D. Medicamenteus

A

Chirurgisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ivm risico op centrale pontiene myelinolyse met irreversibele neurologische schade wordt bij de correctie van hyponatriemie een maximaal toename van serumnatrium gehanteerd. Wat is de maximale streefcorrectie van natrium per 24 uur?

A. 2-4 mmo1/1
B. 6-8 mmo1/1
C. 10-12 mmo1/1
D. 14-16 mmo1/1

A

10-12 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Patient met transpireren en toegenomen ringmaat. Het IGF-1 is verhoogd. Welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd om acromegalie vast te kunnen stellen?

A. MRI van de hypofyse
B. Dexamethason suppressie test
C. Geen, de diagnose wordt gesteld op basis van het IGF-1
D. Orale glucose tolerantie test
E. CT van de bijnieren
A

Orale glucose tolerantietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een 30-jarige vrouw met panhypopituitarisme welke is ontstaan na een compliceerde bevalling. Wat is de naam van dit syndroom?

A. Cushing
B. Kallman
C. Conn
D. Sheehan
E. Cowden
A

Sheehan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een 63-jarige man met een eerste idiomatische DVT. U verricht aanvullend onderzoek naar een occulte maligniteit. Wat is de kans hierop?

A. ± 5%
B. ± 10%
C. ± 15%
D. ± 25%

A

5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een 43-jarige gezonde vrouw heeft HT (175/110) en een hypokaliemie (2.7 mmol/L). U denkt aan mineralcorticoide hypertensie en laat een plasma Renine activiteit (PRA) en aldosteron bepaling verrichten. Beiden blijken verlaagd. Wat is de meest waarschijnlijk oorzaak van HT?

A. Drop gebruik
B. Primaire bijnierhyperplasie
C. Nierarteriestenose
D. Laag-renine vorm van hypertensie

A

Drop gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een mannelijke patient van 57 jaar met overgewicht (BMI 35) met nuchter glucose van 5.7 mmol/L en verhoogd plasma triglyceriden waarde (1.7 mmol/L). De buikomvang is 106 cm, er is geen sprake van HT. Van welke ziekte is er sprake en wat is de behandeling?

A. Metabool syndroom; afvallen
B. type 2 diabetes mellitus; start metformine
C. Overgewicht; afvallen
D. type 2 diabetes mellitus; afvallen

A

Overgewicht; afvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een 32-jarige vrouw heeft een vetstofwisselingsstoornis. Bij LO ziet u geen eruptieve xanthomen, maar u meent wel xanthomen in de handpalmen te zien. Lab: tot chol 10.9 mmol/L, LDLc 4.9 mmol/L; TG 5.4 mmol/L; HDL 0.9 mmol/L; apoB 0.8 gil. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose en volgende diagnostische stap?

A. Familiair gecombineerde dyslipidemie: Dx: familie leden screenen op lipiden
B. Familiaire dysbetalipoproteinemie: Dx: apoE genotype bepalen
C. Geïsoleerde hypertriglyceridemie: Dx: Heparine-LPL test verrichten
D. Familiair defectief apoB: Dx: DNA onderzoek inzetten

A

Familiaire dysbetalipoproteinemie; apoE genotype bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een 73-jarige man heeft een klapvoet. Bij navragen blijkt hij ook al een aantal weken last te hebben van moeheid, bloederige korsten in neus, heesheid en niet-productieve hoest. Hij is 3kg afgevallen. Het lab onderzoek laat het volgende zien: Hb 7.3 mmol/L, L 8.8, T 483, CRP 43. Urinesediment laat geen afwijkingen zien. U laat een x-thorax verrichten waarop 2 holtevormende laesies te zien zijn. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Longcarcinoom
B. Granulomatose met polyangiitis
C. Polymialgia reumatica
D. Tuberculose

A

Granulomatose met polyangitis (GPA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van CD4+ T-cellen?

A. CD4+ T-cellen zijn T-helper cellen, die o.a. B-cellen aanzetten tot differentiatie en antilichaam productie, en macrophagen en cytotoxische T-cellen activeren.
B. CD4+ T-cellen zijn cytotoxische T-cellen, die afwijkende cellen (bv. virus geïnfecteerde cellen, kanker cellen) kunnen vernietigen.

A

T-helper cellen, die o.a. B-cellen aanzetten tot differentiatie en antilichaam productie en macrofagen en cytototische T-cellen activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke cel is verantwoordelijk voor fagocytose?

A. Monocyt
B. T-lymfocyt
C. NK-cel
D. B-lymfocyt

A

Monocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij welke percentage van de gezonde bevolking is ANA positief?

A. 1%
B. 10%
C. 25%
D. 50%

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een 63-jarige mevrouw heeft sinds 2 weken meer klachten van hoesten, opgeven van groen sputum en dyspnoe d’effort. Ze heeft geen koorts. Vorig jaar heeft ze 3x een dergelijke episode gehad en toen heeft de antibioticumkuur goed geholpen. Wat is de diagnose?

A. COPD
B. Pneumonie
C. Longkanker
D. Acute bronchitis

A

COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bij een patient met verdenking op LE kan de diagnose met voldoende zekerheid worden uitgesloten indien

A. Een normaal D-dimeer gehalte
B. Zowel lage uitkomst van de klinische beslisregel als een normale d-dimeer gehalte
C. Een lage uitkomst van de klinische beslisregel

A

Zowel lage uitkomst van klinische beslisregel als normale d-dimeer gehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De heer de B. is 40 jaar en heeft nooit gerookt. Sinds enkele maanden heeft hij last van hoesten. En soms is hij ook kortademig met een piepende ademhaling. Hij heeft dergelijke klachten nooit eerder gehad. U denkt aan astma bronchiale. Ondanks gebruik van inhalatiecorticosteroiden en beta-2-adrenoreceptorantagonisten houdt hij aanvalsbewijze klachten. Welk geneesmiddel kan worden toegevoegd om zijn klachten te verminderen?

A. Sympathicolyticum
B. Parasympathicomimeticum
C. Leukotriëenreceptorantagonist
D. Bètalactamantibioticum

A

Leukotrieenreceptorantagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De heer B. is een 18 jarige eerstejaars student geneeskunde. Als kind had hij astma, maar de laatste 5 jaar heeft hij daar geen last meer van. Sinds een paar maanden, na een “griepje’, heeft hij in lichte mate last van benauwdheid tijdens de roeitraining en op feestjes als er gerookt wordt. De huisarts heeft hem hiervoor ‘pufjes’ salbutamol voorgeschreven. die goed helpen. Waardoor wordt de benauwdheid bij de heer B. veroorzaakt?

A. Verminderd totaal longvolume
B. Verminderde zuurstofopname in het bloed
C. Belemmering van de inspiratoire flow
D. Belemmering van de expiratoire flow

A

Belemmering van expiratoire flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

U ziet een patient van 30 jaar oud met zuurbranden zonder alarmsymptomen of passage klachten. Wat doet u?

A. Gastroscopie
B. Start PPI 40 mg 1xdaags
C. Ph-metrie
D. Geruststelling

A

Start PPI 40 mg 1dd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zegt de Child-Pugh score u over uw patient?

A. Voorspelling voor de 1- en 2-jaars overleving
B. Geeft aan of u medicatie moet starten
C. Indicatie voor transjugulaire intrahepatische portosystemische stent shunt
D. Kans op optreden van bloeding

A

Voorspelling voor de 1- en 2-jaars overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke van onderstaande ziektes is geassocieerd met IBD?

A. Ziekte van Wilson
B. Primair scleroserende cholangitis (PSC)
C. Primair biliaire cholangitis
D. Virale hepatitis

A

Primair scleroserende cholangitis (PSC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar zit de overgang van het duodenum naar het jejunum?

A. Bij de flexura lienalis
B. Bij de klep van Bauhin
C. Bij het ligamentum van Treitz
D. Bij het umbilicale ligament

A

Bij het ligamentum van Treitz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij een 83-jarige vrouw, verwezen in verband met een humerusfractuur nadat zij was gevallen, blijkt sprake te zijn van osteoporose (T-score femur -3.8). Wat is het aangewezen beleid ten aanzien van de behandeling van de osteoporose?

A. Bifosfonaat, calcium en zonodig vitamine D
B. Alleen calcium en zonodig vitamine D zijn voldoende
C. Alleen bifosfonaat is voldoende
D. Selectieve oestrogeen receptor modulator (BERM)
E. Advies veel zuivel te gebruiken, niet te roken en veel te bewegen

A

Bisfosonaat, calcium en zonodig vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In Nederland valt een derde van de 65-plussers één keer per jaar. Wat levert de belangrijkste informatie om risicopatienten op te sporen?

A. 24 uurs Holter onderzoek
B. CT-cerebrum
C. Evenwichtsonderzoek
D. Informeren naar eerder vallen

A

Informeren naar eerder vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Een 88-jarige verpleeghuispatiënte is bekend met een vasculaire dementie. Op een ochtend, ongeveer een half uur na het beëindigen van het ontbijt en 1 uur na het innemen van 10mg isosorbidedinitraat. wordt zij bleek aan de ontbijttafel aangetroffen. Bij het opstaan dreigt zij te vallen. Nadat ze op bed is gelegd, wordt ze onmiddellijk wakker. Bloeddruk op dat moment is 160/195 mm Hg, de polsfrequentie is 56/min. Patiënte wordt opgenomen in het ziekenhuis voor verdere evaluatie.

A. CT-scan van de hersenen
B. Ainus caroticus massage
C. EEG
D. 24-uurs Holterregistratie van het hartritme
E. Bloeddrukregistratie na maaltijd en innemen van medicatie

A

Bloeddrukregistratie na maaltijd en innemen van medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Op de SEH komt een 89-jarige dementerende patiënt die sinds een aantal dagen bijzonder onrustig en verward is. Verder geen afwijkingen, behoudens een temperatuur van 37.9°C. Mede op grond van fysische diagnostiek en laboratoriumonderzoek luidt de diagnose: urineretentie van de blaas, urineweginfectie met een delirium. Wat is het juiste beleid ten aanzien van het delirium naast blaaskatheterisatie en antibiotica?

A. Verstrekken van zonodig haloperidol 0.5 mg
B. Verstrekken van haloperidol 3 dd 0.5 mg
C. Verstrekken van haloperidol 3 dd 1.0 mg
D. Verstrekken van haloperidol 0.5 mg voor de nacht
E. Geen haloperidol verstrekken

A

Verstrekken van haloperidol 0.5 mg voor de nacht

33
Q

De ziekte van Henoch-Schönlein wordt veroorzaakt door een IgA-immuuncomplex vasculitis die leidt tot purpura. Welk symptoom past bij deze aandoening?

A. Astma bronchiale
B. Hartfalen
C. Diep veneuze trombose
D. Artritis van kleinere en grotere gewrichten

A

Artritis van kleinere en grotere gewrichten

34
Q

Een thalassemie kenmerkt zich door een

A. Sferocytose
B. Microcytaire anemie
C. Macrocytaire anemie
D. Normocytaire anemie

A

Microcytaire anemie

35
Q

Een 56-jarige vrouw heeft koorts, malaise, enkele vergrote lymfeklieren in de hals en een milt die palpabel is tot 2 cm onder de ribbenboog. Haar Hb is 5.6, leuko 126, trombo 109. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Acute lymfatische leukemie
B. Chronische lymfatische leukemie
C. Chronische myeloïde leukemie
D. Acute myeloïde leukemie

A

Chronische lymfatische leukemie

36
Q

Een 25-jarige vrouw presenteert zich op de SEH met lichte icterus en dyspneu. Haar Hb blijkt 2.8. MCV 70, reticulocyten 70 promille. Leuko en trombo normaal. LDH 1900. In de bloeduitstrijk zien we waarschijnlijk:

A. Sferocyten
B. Hypersegmentatie
C. Fragmentocyten
D. Blasten

A

Sferocyten

37
Q

Een patient wordt op de IC opgenomen na een ernstig crush letsel in het verkeer. Op dag 2 ontwikkelt de patient oligurie met donkere urine. Een urinestickje is positief voor erytrocyten. Welke stelling is juist?

A. Bij een crush letsel is er myoglubinurie, wat ook reageert met de urinestick
B. Bij een crush letsel kan je glomerulaire schade hebben, waarbij er hematurie is
C. Bij een crush letsel kan je hemolyse hebben, waarbij er hemoglobinurie is
D. Bij een crush letsel is er vaak secundaire schade aan de urinewegen waarbij er hematurie is

A

Bij een crush letsel is er myoglubinurie, wat ook reageert met de urinestick

38
Q

U wordt in consult gevraagd bij een patient die een darmoperatie onderging en een maaghevel heeft, welke per dag ruim een liter loopt. Het serum kalium is 2.0 mmol/L. Wat verwacht u van het urine kalium?

A. Verlaagd
B. Niet afwijkend
C. Verhoogd

A

Verhoogd

39
Q

Een 35-jarige man wordt op de SEH gepresenteerd wegens hemoptoe en hypertensie. Het serumkreatinine is 350mmol/L. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Granulomateuze polyangiitis
B. Systemische lupus erythematodes
C. Churg-Strauss vasculitis
D. Het syndroom van Goodpastures

A

Het Syndroom van Goodpastures

40
Q

Een patient met diabetische nefropathie wordt op uw polikliniek vervolgd. Patient gebruikt metformine, lisinopril, hydrochloorthiazide. Allen adequaat gedoseerd. De bloeddruk is 135/70 mmHg. Lab: 24-uurs urine: berekend kreatinineklaring: 40, eiwit/24 uur: 0.86g. Bloed: HbA1c 60. Welke medicamenteuze handeling is meest aangewezen ter bescherming van de nierfunctie?

A. Bijstarten simvastatine
B. Bijstarten nifedipine
C. Bijstarten losartan
D. Bijstarten metformine

A

Bijstarten nifidipine

41
Q

Hoeveel cholesterolreductie kan worden bereikt met een maximale dosering statine?

A

50-60%

42
Q

Een 36 jarige vrouw, G3P2 is 10 weken zwanger. Tijdens haar vorige zwangerschap kreeg zij in het 3e trimester een DVT. Welke van de volgende anticoagulantia zijn veilig en voldoende effectief om haar voor een recidief te behoeden?

A

Fraxiparine

43
Q

U verdenkt een 36 jarige man op de SEH van een hypertensief noodgeval. Welk aanvullend onderzoek draagt niet bij aan de diagnose?

A

NT-proBNP

44
Q

Een 64 jarige vrouw gebruikt al jarenlang de volgende medicatie: hydrochloorthiazide, metformine, lisinopril en omeprazol. Zij wordt op de SEH opgevangen vanwege een inspiratoire stridor bij fors angioneurotisch oedeem. Welk beleid moet absoluut worden ingezet om een recidief te voorkomen?

A

De lisinopril dient direct en permanent te worden gestaakt

45
Q

Wat is de definitie van een macroadenoom van de hypofyse?

A

Indien de diameter > 1 cm is

46
Q

Bij welk hormoon vindt negatieve feedback plaats?

A

Schildklierhormoon

47
Q

Welk hormoon wordt niet vrijgegeven door de hypofyse voorkwab?

A

Oxytocine

48
Q

Wat is één van de kenmerken van centrale diabetes insipidus?

A

Nachtelijke dorst

49
Q

Bij welke groep wordt lymfogranuloma venereum (LGV) in NL met name gezien?

A

MSM met hoog risico gedrag

50
Q

Welke van de onderstaande stafylokokken is meestal de verwekker van huidinfecties?

A

Staph. Aureus

51
Q

Wat detecteert men met de PCR techniek?

A

Nucleinezuur van pathogeen

52
Q

Een patiënt uit Somalië (HIV -) is gevlucht naar Nederland en verblijft in een asielzoekerscentrum. Hij hoest, heeft koorts en blijkt 5 kg afgevallen te zijn. Hij kapt niet op na behandeling met AB voor een pneumonie. Een röntgenfoto toont een holte in een van de bovenkwabben. Wat is de waarschijnlijkheidsdiagnose?

A

Tuberculose

53
Q

Welke bevindingen verwacht u bij een patient met COPD op een thoraxfoto?

A

Vergrote retrosternale ruimte, laagstaande afgeplatte diafragmakoepels

54
Q

Waardoor wordt een mesothelioom in de meeste gevallen veroorzaakt?

A

Asbestvezels

55
Q

Bij ARDS reageert de PaO2 niet of nauwelijks op ophogen van FIO2. Waar wijst dit op?

A

Shunt

56
Q

De heer K, een 60 jarige rokende man met ernstig COPD wordt opgenomen met een exacerbatie. De arteriële bloedgassen tonen: pH 7.28; PCO2 12 kPa; PO2 8 kPa; BE +10. Wat zou hier aan de hand kunnen zijn?

A

Acuut op chronische respiratoire insufficientie

57
Q

Welke van de onderstaande ziektebeelden geeft minst waarschijnlijk een nefrotisch syndroom?

A

Interstitiele nefritis

58
Q

Welke afwijking in het urinesediment verwacht u bij een patiënt met amyloidose?

A

Proteinurie

59
Q

Een patiënt met een endocarditis en septische embolieën heeft een kreatsprong van 100 umol/L naar 130 umol/L. Hoe classificeert u de nierinsufficiëntie?

A

Renaal

60
Q

Wat is de beste methode om de nierfunctie te benaderen?

A

De 24-uurs kreatinineklaring

61
Q

Een 32-jarige vrouw, met een blanco voorgeschiedenis, komt bij u op het spreekuur ivm sinds kort ontstane pijn aan beide enkels en pijnlijke rode subcutane zwellingen aan de voorzijde van de onderbenen. Ze heeft ook het gevoel soms koorts te hebben maar heeft de temperatuur niet opgemeten. U laat een X-thorax maken die vergrote lymfeklieren bij de longhilus aan beide kanten laat zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Sarcoidose

62
Q

Een 27-jarige vrouw met blanco VG presenteert zich met sinds 1 week ontstane koorts, lymfadenopathie posterior cervicaal beiderzijds, twee kleine ulcera in de mond, gewrichtspijn (handgewrichten, ellebogen, schouders en knieën beiderzijds), spierpijn aan armen en benen, en erythemateuze huidafwijkingen aan de distale extremiteiten. Algemeen oriënterend lab onderzoek laten het volgende zien: Hb 7,8; leuco’s 2,6; trombo’s 128; BSE 86; kreat 69. Urine: eiwit 1,68; ery’s. Wat is nu de beste test om de diagnose te stellen?

A

ANA en anti-dsDNA antilichamen

63
Q

Welke soort primaire (aangeboren) immuundeficienties komt het meest voor?

A

Defect in Ig productie

64
Q

Een 47-jarige vrouw die al jaren bekend is met astma heeft sinds 3 weken last van afgenomen kracht van de rechter hand. Tevens heeft ze last van een niet-productief hoest. Bij lichamelijk onderzoek hangt de rechterhand wat slapjes naar beneden en kan ze hem maar met moeite oprichten. Over de longen hoort u rhonchi beiderzijds. Het lab laat het volgende zien: Hb 7,5; leuco’s 12,5 (44% neutro, 32% eosino, 15% lymfo, 9% mono), trombo’s 410, c-anca negatief, p-anca positief, antimyeloperoxidase antilichamen positief, antiproteinase-3 antilichamen negatief. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Eosinofiele granulomatose met polyangiitis (voorheen: Churg-Strauss)

65
Q

U ziet op de spoed een patiënte van 40 jaar met icterus, braken en koliekpijnen. Het laboratorium onderzoek toont een verhoogd totaal en direct bilirubine, ook het
GT en AF zijn verhoogd. Welke beeldvormend onderzoek vraagt u nu aan?

A

Echo abdomen

66
Q

Wat geef je als profylaxe ter voorkoming van varices bloeding bij een patiënt met child-pugh B levercirrhose en varices graad 3?

A

Niet selectieve betablokker: propanolol of carvedilol

67
Q

Hoe kan u op grond van anamnese en bevindingen bij lichamelijk onderzoek onderscheid maken tussen m. crohn en colitis ulcerose?

A

Fisteling bij LO en peri-anale ziekte past meer bij m. Crohn

68
Q

U bent co-assistent dus gevaccineerd voor Hepatitis B, wat bepaald u om te bepalen of u inderdaad beschermd bent?

A

Anti-HBs

69
Q

Sommige hematologische ziektes worden behandeld met een dosis chemotherapie of radiotherapie die zo hoog is, dat het beenmerg onherstelbaar beschadigd raakt. Hierop kan een autologe stamceltransplantatie volgen met als belangrijkste effect

A

Herstel van goed functionerende stamcellen

70
Q

Een 29-jarige vrouw wordt verwezen in verband met een milde trombopenie. Zij is in haar 31e zwangerschapsweek. Tot aan de 26e week had zij een normale bloedbeeld. Haar bloeddruk is 110/60 mmHg. LAB: Hb 7,7; Leuco’s 8,2 met normale differentiatie en trombocyten 93. De meest waarschijnlijke oorzaak van deze trombopenie is:

A

Incidentele zwangerschapsgerelateerde trombopenie

71
Q

De reden om bloedproducten te bestralen is het voorkomen van:

A

Transfusie gerelateerde graft-versus-host ziekte

72
Q

De transplantatie-gerelateerde mortaliteit van een allogene stamceltransplantatie is ongeveer:

A

20%

73
Q

Welke van onderstaande diagnostische onderzoeken heeft als 1e voorkeur bij verdenking op coloncarcinoom?

A

Colonoscopie

74
Q

Er komt een man bij de dokter. Hij heeft een zwelling van een van zijn testis bemerkt. Bij wie is de verdenking op een testiscarcinoom het grootst en verwijst u door?

A

Een 18-jarige patient met onbedoeld gewichtsverlies

75
Q

Bij oudere patient komen vaak valincidenten voor. Wat is de 1e stap om een recidief valincident te voorkomen?

A

Evaluatie van medicatie

76
Q

Een vrouw van 77 jaar wordt in verband met polymyalgia reumatica inmiddels 2 jaar behandeld met >10 mg prednisolon en met een orale bisfosfonaat, calcium en vitamine d. Onder deze behandeling krijgt zij een wervelfractuur TH10. Wat is onjuist advies ten aanzien van de behandeling

A

Dat is bisfosfonaattherapie continueren, calcium en vitamine D staken

77
Q

Een man van 78 jaar wordt in verband met hypertensie en decompensatio cordis onder andere met ace remming en diuretica behandeld. Hij wordt via zijn HA behandeld voor DM2. Bij onderzoek door de geriater blijkt ook sprake te zijn van een geheugenstoornis. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor zijn geheugenstoornis?

A

M. Alzheimer

78
Q

Wat is de indicatie voor midazolam in de stervensfase?

A

Palliatieve sedatie