Toetsvragen 1 Flashcards
Prednison
A. Heeft een bloedsuikerspiegel verhogende werking
B. Heeft een bloedsuikerspiegel verlagende werking
C. Bevordert de wondgenezing
D. Heeft i.t.t. mineralocorticoïde middelen geen zoutretinerend effect
A. Heeft een bloedsuikerspiegel verhogende werking
Langdurig breedspectrum antibiotica gebruik verhoogt de kans op
Schimmelinfecties
Bij Laura bestaat het vermoeden dat zij tolerant geworden voor het geneesmiddel dat zij chronisch gebruikt. Wat wordt daarmee bedoelt?
A. Ze slikt een te hoge dosering van het geneesmiddel
B. Zij heeft een onweerstaanbaar verlangen naar het geneesmiddel dat een aangename werking heeft
C. Zij is gewend aan het geneesmiddel en heeft als gevolg hiervan onttrekking verschijnselen als zij het niet gebruikt.
D. Zij is gewend aan het geneesmiddel met een verminderde werkzaamheid als gevolg
D. Zij is gewend aan het geneesmiddel met een verminderde werkzaamheid als gevolg
De meest voorkomende bijwerking van inhalatiecorticosteroïden bij kinderen met chronisch astma is: A. Geen bijwerkingen komen niet voor B. Orale candidiasis C. Osteoporose D. Groeiremming
B. Orale candidiasis
Een bloeddruk van 125/75 bij een kind van 5 jaar geldt als
Niet-maligne Hypertensie (>2 SD)
Een gezonde 3 maanden oude zuigeling heeft wakker in rust een pols van: 120 en een bloeddruk van
85/55 mmHg
Een gezonde, 3 maanden oude zuigeling heeft wakker in rust een ademhaling van ongeveer: • 40 teugen/min • 80 teugen/min • 20 teugen/min • 15 teugen/min
40 teugen/min
Als een kind langdurig ziek is:
A. Zal eerst het gewicht afnemen, daarna de lengte
B. Zal eerst de lengte afnemen
C. nemen gewicht en lengte tegelijk af
D. neemt eerst de lengte af en daarna het gewicht
A. Zal eerst het gewicht afnemen, daarna de lengte
Jimmy, 1,5 jaar oud, ziet u omdat zijn moeder zich zorgen maakt om de grootte van zijn hoofd. Verder geen bijzonderheden, normale ontwikkeling. Bij LO wordt een schedelomtrek waarde van P98 (+2,5SD) gemeten. Dit past het meest bij: A. Hydrocephalus B. Stofwisselingsziekte C. Familiare groot hoofd D. Verhoogde intracraniële druk
C. Familiare groot hoofd
Wat heeft u nodig om tot een vermoedelijke diagnose te komen?
A. Schedelomtrek van beide ouders
B. Lengte en gewicht van het kind ook uitzetten op de curve
C. Anamnese uitdiepen voor tekenen van verhoogde intracraniële druk
D. Alle bovenstaande feiten
D. Alle bovenstaande feiten
Bij een plexuslaesie verloopt de volgende primitieve reflex afwijkend: A. Zuigreflex B. Moro-reflex C. Plantaire grijpreflex D. Loopreflex
B. Moro-reflex
Welke van de hieronder genoemde reflexen zijn bij een normaal ontwikkeld kind afwezig na het 1e levensjaar:
A. Oogknipperreflex op geluid, fel licht of pijn
B. Buikhuid en anale reflex
C. Reflex van moro
D. Dreigreflex
C. Reflex van moro
en gezond kind van 3 maanden beschikt over de volgende vaardigheden
A. Imiteren van gebaren
B. Pincetgreep
C. Volgen met ogen en hoofd 0-30
D. Zitten met ondersteuning van de heupen
C. Volgen met ogen en hoofd 0-30
Welke van de onderstaande ontwikkelingsmijlpalen is onjuist:
A. Los open rond 15 maanden
B. Pincetgreep rond de 2e levensmaand
C. Zitten zonder steun rond 7-9 maanden
D. Spreekt 2 woord zinnetjes rond het 2e jaar
B. Pincetgreep rond de 2e levensmaand
Jimmy kan nog geen betekenisvolle woorden zeggen op de leeftijd van 18 maanden. Dit:
A. Past bij een late rijping, maar is niet alarmerend
B. Is zeer afwijkend en behoeft verder onderzoek
C. Past bij een normale ontwikkeling
D. Is een variant van een normale ontwikkeling
B. Is zeer afwijkend en behoeft verder onderzoek
Een hoog alpha-foetoproteine in het bloed bij een 2 maanden oud jongetje
A. Is verdacht voor een kiemceltumor
B. Is fysiologisch
C. Is verdacht voor het syndroom van Turner
D. Is verdacht voor koemelkallergie
B. Is fysiologisch
Wat is respectievelijk de gemiddelde puberteitsstartleeftijd bij meisjes (start borstontwikkeling) en bij jongens (testes volume = 4 ml)
Meisjes 10,5 jaar, jongens 11,5 jaar
Vivian, 5,5 jaar heeft een pubertas praecox. Er wordt met puberteit remmende behandeling begonnen. Door de behandeling zal:
A. De groeisnelheid afnemen en de eindlengte prognose toenemen
B. De groeisnelheid afnemen en de eindlengte prognose afnemen
C. De groeisnelheid gelijk blijven en de eindlengte prognose toenemen
D. De groeisnelheid gelijk blijven en de eindlengte prognose gelijk blijven
A. De groeisnelheid afnemen en de eindlengte prognose toenemen
Marjolein, 6 jaar heeft een pubertas precox. Puberteit remmende behandeling wordt voorgesteld. Wat is de aangewezen behandeling?
A. Oestrogeen receptor antagonist, dagelijks oraal
B. Aromatase remmer, dagelijks oraal
C. GnRH analoog/agonist, 4-3-wekelijks depot i.m.
D. Oestrogeen, hoge dosis dagelijks oraal
C. GnRH analoog/agonist, 4-3-wekelijks depot i.m.
U ziet een 15 jaar oude jongen die verwezen door zijn huisarts in verband met slecht groeien. Hij heft een afbuigende groeicurve tot -3,4 SD en hij heeft een wat trage psychomotore ontwikkeling. Bij verdere analyse overweegt u een deficiëntie van de hypofyse. Van welk hormoon verwacht u dan een normale uitslag? A. TSH B. ACTH C. Epinephrine D. Groeihormoon
C. Epinephrine
De volgende klinische verschijnselen kunnen een aanwijzing zijn voor diagnose CF: A. Meconium plug syndroom B. Obstipatie C. Braken D. Alle antwoorden zijn juist
D. Alle antwoorden zijn juist
Een jongen met een groeiachterstand verdenkt u van CF als eerst verricht u om dit uit te sluiten: A. Serum natrium, kalium en chloor B. Zweettest C. DNA-onderzoek D. X-thorax
B. Zweettest
Tim, 4 jaar, a term geboren, heeft een failure to thrive + recidiverende onderste luchtweginfecties. Meest waarschijnlijke diagnose A. CF B. Broncho pulmonale dysplasie C. Chronische astmatische bronchitis D. Tetralogie van Fallot
A. CF
immy is 6 jaar, heeft recidiverende lage UWI’s, af en toe blauwe lippen en een failure to thrive ondanks een goede eetlust. Meest waarschijnlijke diagnose is A. CF
B. COPD
C. Fallot
D. Polycythemia vera
A. CF
Exocriene pancreasinsufficiëntie bij CF kan worden behandeld met: • Koolhydraatrijk dieet • Vetbeperkt dieet • Pancreasenzymen oraal • Eiwit verrijkt dieet
• Pancreasenzymen oraal
Om vetmalabsorptie bij een kind te bepalen kan je het beste het volgende onderzoek aanvragen: A. Een portiefeces op vet B. Een vetbalans gedurende 1 dag C. Een vetbalans gedurende 3 dagen D. Een vetbalans gedurende 1 week
C. Een vetbalans gedurende 3 dagen
Bijvoeding naast flesvoeding wordt gewoonlijk gegeven vanaf de
4e levensmaand
Een 1 maand oude zuigeling die alleen borstvoeding krijgt, 7x per dag ontlasting heeft en verder goed groeit en gedijt. Hij heeft het meest waarschijnlijk A. Borstvoedingsontlasting B. Koemelkeiwit allergie C. Virale gastro-enteritis D. Giardia gastro-enteritis
A. Borstvoedingsontlasting
De gemiddelde energiebehoefte van een gezond kind van 1 jaar is: A. 150 kcal/kg lichaamsgewicht B. 200 kcal/kg lichaamsgewicht C. 50 kcal/kg lichaamsgewicht D. 95 kcal/kg lichaamsgewicht
D. 95 kcal/kg lichaamsgewicht
Een gezonde baby van 2 weken behoort als voeding te krijgen
150 cc/kg
Een zuigeling van 1 maand oud, die borstvoeding krijgt dient tevens de volgende vitamines te krijgen
Vitamine K en D
Meest voorkomende oorzaak van een hersenbloeding bij een 4 weken oude borst gevoede icterische zuigeling is een: A. Vitamine K-deficiëntie B. Trombopenie C. Crigler-Najjar D. Syndroom van Gilbert
A. Vitamine K-deficiëntie
Lars is geboren na een zwangerschapsduur van 36 weken, 1500 gram. Wat is de diagnose?
Prematuur en dysmatuur
Chanella is net geboren AD 36 weken. Zij weegt 2500 gram.
Zij is prematuur en normaal van gewicht
Men spreekt van prematuriteit als de zwangerschap gevorderd is tot:
Minder dan 37 weken.
Priscilla is net geboren AD 37 weken. Zij weegt 1600 gram. Bij haar moet je vooral bang zijn voor het optreden van: A. Hyperbilirubinemie B. Hypoglykemie C. Hypocalciëmie D. Onrijpe longen
B. Hypoglykemie
Welke aandoeningen leiden gemakkelijk tot hypoglykemie
A. Dysmaturiteit, prematuriteit en hyperviscositeit
B. Ondervoeding, caput succedaneum en asfyxie
C. Hypothermie, claviculafractuur en sepsis
D. Maternale DM, galactosemie en hemangiomen
A. Dysmaturiteit, prematuriteit en hyperviscositeit
Een caput succedaneum ontstaat door
A. Oedeem onder de huid
B. Bloeding onder het periost
C. Microbloedonderzoek tijdens de partus
D. Het niet aangelegd zijn van schedelbot
A. Oedeem onder de huid
De Apgar score wordt opgemaakt aan de hand van 5 onderdelen. Welke?
Ademhaling, Pols/hartslag, SpierspanninG/tonus, Aspect/kleur, Reactie op prikkels
Op welke tijdstippen wordt de Apgar-score gemaakt? A. 0 en 1 minuten na de geboorte B. 0 en 5 minuten na de geboorte C. 1 en 5 minuten na de geboorte D. 5 en 10 minuten na de geboorte
C. 1 en 5 minuten na de geboorte