toets in de toetsweek frans Flashcards
1
Q
de vraag
A
la question
2
Q
antwoord geven op
A
répondre à
3
Q
de faalangst
A
la peur de l’echec
4
Q
gaan slapen
A
se coucher
5
Q
in slaap vallen
A
s’endormir
6
Q
opstaan
A
se lever
7
Q
bang zijn voor
A
avoir peur de
8
Q
durven
A
oser
9
Q
zich voelen
A
se sentir
10
Q
toch
A
quand même
11
Q
ongelukkig
A
malheureux,malheureuse
12
Q
allergisch zijn voor
A
être allergique à
13
Q
uitlachen
A
se moquer de
14
Q
dik worden
A
grossir
15
Q
de pukkel ,het puistje
A
le bouton
16
Q
zich zorgen maken
A
se faire du soici
17
Q
gelijk hebben
A
avoir raison
18
Q
de keus
A
le choix
19
Q
het vertrouwen
A
le coinfance
20
Q
het geval
A
le cas
21
Q
de dokter
A
le médecin
22
Q
de oplossing
A
la solution
23
Q
lopen
A
marcher
24
Q
bleek
A
pâle
25
meteen
tout de suite
26
overal
partout
27
de pleister,het verband
le pansement
28
genezen
guérir
29
de spier
le muscle
30
verlichten
soulager
31
bloeden
saigner
32
het fles
le flacon
33
voorschirjven
prescrire
34
overgeven
vomir
35
de zalf
la pommade
36
het recept
l'ordonnance (f)
37
de insectenbeet
la piqure d'insecte
38
het medicijn
le médicant
39
de keelpijn
le mal de gorge
40
de zonnebrand
le coup de soleil
41
een kalmeringsmiddel
un calmant
42
afvallen
perde du poids
43
troosten
réconforter
44
geen geluk
pas de chance
45
onvergraadlijk
insupportable
46
zenuwachtig
nerveux,nerveuse
47
de graad
le degré
48
tegelijkertijd
à la fois
49
de lepel
le cuillère
50
vervuilen
polluer
51
de pijn
le douleur
52
lang (bw)
longtemps
53
beterschap
bon rétablissement
54
gaat u zitten
asseyez-vous
55
ik druk
j'appuie
56
schoon
propre
57
een voedsel vergiftiging
une intoxication alimentaire
58
beschermen
protéger
59
geen drinkwater
de l'eau non potabe
60
uit voorzorg
par précaution
61
aantrekken
attirer
62
de misselijkheid
la nauseé
63
bakken,koken
cuire
64
een zonnebrandcreme
une crème solaire
65
nodig hebben
avoir besoin de
66
het mineraalwater
l'eau minérale
67
de afwezigheid
l'absence
68
de smoes
le prétexte
69
ziek worden
tomber malade
70
hoesten
tousser
71
niezen
éternuer
72
de dokterspraktijk
le cabinet médical
73
het onderzoek
l'examen
74
medisch
médical
75
het gips
le plâtre
76
zich stoten
se cogner
77
de verwonding
la blessure
78
eveneens
également
79
weten of
savoir si
80
zich pijn doen
se faire mal
81
vriendelijke groet
cordialement
82
in vorm zijn
être en forme
83
vanochtend
ce mattin
84
op dit moment
en ce moment
85
iets breken (van jezelf)
se casser
86
ernstig
gravement
87
ongetwijfeld
sans aucun dout
88
waarschijnlijk
probablement