apprendres van unite 2 Flashcards
1
Q
beschrijven
A
dècrire
2
Q
de persoon
A
la personne
3
Q
het voorwerp
A
l’objet (m)
4
Q
het gebouw
A
le bâtiment
5
Q
het ding
A
le truc
6
Q
het verschil
A
la diffèrence
7
Q
van hout
A
en bois
8
Q
van plastic
A
en plastique
9
Q
van metaal
A
en metal
10
Q
zwaar
A
lourd
11
Q
licht
A
léger, légère
12
Q
de haren
A
les cheveux (m,pl)
13
Q
de ogen
A
les yeux (m,pl)
14
Q
de mond
A
la bouche
15
Q
de huid
A
la peau
16
Q
de vorm
A
la forme
17
Q
rond
A
rond
18
Q
vierkant
A
carré
19
Q
de maat
A
la taille
20
Q
de plaats
A
l’endroit (m)
21
Q
de materiaalsoort
A
le matériau
22
Q
de beschrijving
A
la description
23
Q
de situatie
A
la situation
24
Q
van papier
A
en papier
25
plat
plat
26
een plek
un endroit
27
beslissen
décider
28
niemand
ne...personne
29
op onderzoek uitgaan naar
partir à la recherche de
30
het gevaar
le danger
31
geen enkel
aucun
32
het verhaal
l'historie (f)
33
grappig
amusant
34
overleven
survivre
35
het leven
la vie
36
op een dag
un jour
37
een glimlach
un sourire
38
ingewikkeld
compliqué
39
hij hoort (horen)
il entend (entendre)
40
aanraden
recommander
41
ongelukkig
malheureux
malheureuse
42
moeite hebben met
avoir du mal avec
43
want
car
44
de hoofdpersoon
le personnage principal
45
persoonlijk
personnellement
46
verlegen
timide
47
slecht
mauvais
48
het einde
la fin
49
meten,lang zijn
mesurer
50
van stof
en tissu
51
verboden (verbieden)
interdit (interdire)
52
vanaf
à partir de
53
hij zegt (zeggen)
il dit (dir)
54
de eigenaar
le propriétaire
55
zich verstoppen
verbergen
se cacher
56
de vacht
les poils (m,pl)
57
twijfelen
hésiter
58
de poot
la patte
59
ik heb gezien (zien)
j'ai vu (voir)
60
in goede gezondheid
en bonne santé
61
de staart
la queue
62
de volgende keer
la prochaine fois
63
jong
jeune
64
de ketting
de halsband
le collier
65
gekruld
bouclé
66
voor (plaats)
devant
67
de keuze
la choix
68
duidelijk
clairement
69
de tekenfilm
le film d'animation
70
versieren
décorer
71
van leer
en cuir
72
een dier
un animal
73
ongelooflijk
incroyable
74
beschikbaar
disponible
75
naast
à côté de
76
buiten
à l'extérieur
77
de kerk
l'église (f)
78
van glas
en verre
79
plaatsvinden
avoir lieu
80
onbekend
inconnu
81
de mening
l'avis (m)
82
bijwonen
assister à
83
het plein
la place
84
het cafe
le café
85
de fontein
la fontaine
86
nietwaar?
n'est-ce pas?
87
de toren
la tour
88
vrolijk
joyeux,joyeuse
89
in het midden van
au milieu de
90
wegen
peser
91
persoonlijk
personne,personnelle
92
deze keer
cette fois-ci
93
mezelf
moi-même
94
de make-up
le maquillage
95
de lippenstift
le rouge à lèvres
96
blond
blond
97
steil
lisse
98
herkennen
reconnaitre
99
het kaspel
la coiffure
100
bruin
brun
101
lief
cher,chère
102
kaal
chauve
103
de baard
la barbe
104
de snor
la moustache
105
het gezicht
le visage
106
de beugel
l'appareil dentaire (m)
107
gespierd
musclé
108
het uiterlijk
l'apparence (f)
109
gewoon
ordinaire
110
verzorgd
soigné
111
meerdere,verschillende
plusieurs
112
le travail in meervoud?
les travaux
113
l'oeil in meervoud?
les yeux