Toets 1: sem 1 2025 Flashcards
geef de 6 humoristische procedés
situatiehumor
karakterhumor
taalhumor
hyperbool
omkering
absurde humor
zwarte humor
verschillende camerastandpunten
volgelperspectief
mediumshot
longshot
kikvorsperspectief
over-the-shouldershot
close-up
ander woord voor kortverhaal
short story
kenmerken kortverhaal (7)
fictief verhaal
beperkt in omvang
1 intrige
1 hoofdpersonage (soms in beslissende fase)
beperkt aantal nevenpersonages
beginnen vaak in medias res
open einde + pointe
pointe
onverwachte wending op het einde
6 hoofdgroepen van argumenten
realistisch argument
emotivistisch argument
moreel argument
structureel argument
intentioneel argument
vernieuwingsargument
verschillende tekststructuren (6)
probleemstructuur
onderzoeksstructuur
maatregelstructuur
evaluatiestructuur
handelingsstructuur
ontwikkelingsstructuur
vragen tekststructuur
Wat is het probleem?
Waarom is het een probleem?
Wat zijn de oorzaken ervan?
Wat is er tegen te doen?
vragen onderzoekstructuur
Wat is er onderzocht?
Volgens welke methode is er onderzocht?
Wat zijn de resultaten?
Wat zijn de conclusies?
vragen maatregelstructuur
Wat is de maatregel?
Waarom is die maatregel nodig?
Hoe wordt de maatregel uitgevoerd?
Wat zijn de effecten van de maatregel?
vragen evaluatiestructuur
Wie/wat wordt er geëvalueerd?
Wat zijn de relevante beoordelingscriteria ervoor?
Wat zijn de positieve aspecten?
Wat zijn de negatieve aspecten
Hoe luidt het totaaloordeel erover?
vragen handelingstructuur
Wat is het doel van de handeling?
Wat zijn de voorwaarde?
Wat zijn de deelstappen?
Hoe is de uitkomst ervan te controleren?
vragen ontwikkelingsstructuur
Over welke ontwikkeling gaat het?
Wat zijn de verschillende stappen in de ontwikkeling?
Waar en wanneer vond de ontwikkeling plaats?
Wat was het (voorlopige) eindpunt?
Wat zijn de verklaringen voor de overgang van de ene fase in de andere?
in lange teksten worden (4)
- vaste structuren vaak gecombineerd
- de vragen niet in een vastgelegde volgorde beantwoord
- lopen de structuren soms doorheen
- kunnen antwoorden bij meer dan 1 vaste structuur worden ingezet
betekenis onomastiek
een tak van de taalkunde die zich bezighoudt met het onderzoek van eigennamen, meer specifiek met de betekenis, herkomst en de verspreiding ervan
ander woord onomastiek
naamkunde
betekenis antroponymie
bestudeert zowel de voornamen als de familienaam
ander woord antroponymie
persoonnaamkunde
verschillende verwantschapsnamen
vadersnamen met achtervoegsel
vadersnamen zonder achtervoegsel
moedernamen
familierelaties
geografische namen
namen van steden, dorpen
namen op basis van landschappelijke kenmerken
ander woord typonymie
plaatsnaamkunde
verschillende soorten namen
geografische namen
beroepsnamen
eigenschapsnamen
verwantschapsnamen
verschillende soorten eingenschapsnamen
lichamelijk kenmerk
karaktereigenschap
typering via een dier
Evolutie achternamen 5
1) een-naamsysteem (5de eeuw)
2) twee-naamsysteem (10e eeuw)
3) vaste achternaam (13-15e eeuw)
4) officiële familienaam door napoleon (1795)
5) nieuwe naamwet, ook achternaam moeder (2014)