toets 1 - Google Flashcards

1
Q

pygmalion effect

A

het idee dat mensen die als talent aangemerkt worden, zich meer betrokken voelen en beter presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

convariatie model

A

theorie die stelt dat om een attributie te kunnen maken over de oorzaak van iemands gedrag, er systematisch wordt gekeken naar het patroon tussen de aan- en afwezigheid van mogelijke causale factoren en het wel of niet optreden van onderzoeken van het gedrag op meerdere momenten en in meerdere situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

informatie over consensus

A

info over de mate waarin anderen zich op dezelfde manier gedraagt als de betrokkene ten opzichte van een bepaalde stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

informatie over kenmerkendheid

A

infor over de mate waarin de betrokkene zich op dezelfde manier gedraagt ten opzichte van verschillende stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

informatie over de consistentie

A

infor over de mate waarin het gedrag tussen één betrokkene en één stimulus hetselfde is onder verschillende omstandigheden en over tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zelfdienende attributie

A

verklaringen van eigen successen toeschrijven aan interne, dispositionele factoren en verklaringen van eigen mislukkingen toeschrijven aan externe situationele factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

defensieve attributie

A

verklaringen voor gedrag waarmee gevoelens van kwetsbaarheid en sterkelijkheid worden vermeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

groepspolarisatie

A

neiging van groepen om beslissingen te nemen die extremer zijn dan de aanvankelijke neigingen van hun leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

injunctieve normen

A

perceptie van mensen van welk gedrag wordt goed- of afgekeurd door anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

descriptieve normen

A

perceptie van mensen hoe mensen zich daadwerkelijk in bepaalde situaties gedragen, ongeacht of dat gedrag wordt goed- of afgekeurd door anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sociale facilitatie

A

neiging van mensen om beter te presteren bij eenvoudige taken en slechter bij moeilijke taken als ze zijn in aanwezigheid van anderen en als hun individuele prestaties worden beoordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

social loafing

A

neiging van mensen om slechter te presteren bij eenvoudige taken maar beter bij moeilijke taken als ze in aanwezigheid zijn van anderen en als hun induviduele prestaties niet kunnen worden beoordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de-individuatie

A

proces waarbij mensen hun zelfbewust zijn verliezen doordat zij opgaan in de groep. Als gevolg hiervan staat een gevoel van anonimiteit, wat leidt tot een toename van impulsief en afwijkend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly