TOETS 1 Flashcards

1
Q

Hoe kun je weten dat teksten betrouwbaar zijn?

A
  • betrouwbare bron
  • geen taalfouten
  • autoriteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Welk doel hebben argumentatieve + opiniërende teksten?

A

mening geven / idee ondersteunen of weerleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen argumentatieve + opiniërende teksten?

A
  • argum: stelling/standpunt ondersteund of weerlegd (dmv feiten + bewijsmat)
  • opin: mening/ standpunt v auteur aan bod (dmv argumenten) : persoonlijk + informelere stijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

recensie?

A

kritische bespreking v cultureel product (bv. toneelvoorstelling, boek of muziekuitvoering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opiniestuk?

A

artikel waarin auteur zijn/haar mening uitgebreid en eerder zakelijk uitlegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

column?

A

vaste rubriek waarin een auteur (op vaak humoristische wijze) zijn/haar mening weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lezersbrief?

A

persoonlijke reactie op een artikel uit een krant of tijdschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wetenschappelijke tekst?

A

uitgebreide tekst waarin een onderwerp uit een specifiek vakgebied wordt uitlegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opinieforum?

A

digitale ruimte waarin gebruikers informatie en meningen over een onderwerp uitwisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mondeling debat?

A

orale argumentatieve tekst waarin een controversieel onderwerp vanuit allerlei standpunten wordt belicht door verschillende sprekers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

advertentie?

A

tekst die potentiële klanten overtuigt om een product te kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wrm is de commotie rond het vernieuwde ANS onterecht?

A

ANS is descriptief
het omschrijft de taal, wat wij doen
het legt niets op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is e-ANS?

A

online versie van ANS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat typisch voor volkslyriek

A
  • door iedereen te zingen - geen speciale techniek verreist
  • ritmische + melodische structuur = erg eenvoudig, omvang beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een ballade?

A

episch-lyrisch dichtvorm met dramatische inslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken ballade?

A
  • verteller + dialoog
  • uit strofes + rijmende verzen, soms refreincachtige herhalingen
  • mysterieuze + magische elementen
  • loopt dramatisch af
  • sprongsgewijs verteld
  • alleen belangrijke info wordt verteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan je zeggen over de makers van ballades?

A

anoniem (kenmerkend voor ME)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

overlevering v ballades?

A

liederen later neergepend -> mondelinge overlevering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verschillende soorten volkslyriek?

A
  • liefdesliederen
  • drinkliederen
  • werkliederen
  • strijdliedern
  • liederen bij jaarfeesten
  • ballades
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Van welke bekende verhaalmotieven is er sprake in het lied? (+uit andere verhalen)

A
  • onweerstaanbare lied: vb
  • Halewijn = moordenaar: Blauwbaard
  • vrouw onthoofd man: Judith (Bijbel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke andere verhalen vinden we het verhaalmotief terug van het onweerstaanbare lied?

A
  • Rattenvanger v Hamelen
  • Sirenen in Odyssee
  • Sage vd Loreley
  • Orpheus & Eurydice
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

verhaal vd Rattenvanger v Hamelen?

A

Lokt alle ratten uit de stad
-> wordt niet betaald
-> lokt ook alle kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sirenen in Odyssee?

A

met haar gezang betovert ze de matrozen
=> verdrinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De koningsdochter krijgt alleen toestemming te gaan van haar broer.
Onder welke voorwaarde?

A

Ze moet maagd blijven + zich niet minderwaardig gedragen.
Bij Franken: oudste broer -> verantwoordelijk voor maagdelijkheid v zussen.
v-card verloren? oudste broer -> wraak nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uit wat kan je afleiden dat Heer Halewijn een tovenaar is?

A
  • blijft spreken nadat hij onthoofd was
  • lokt + betovert vrouwen (met zijn gezang)
  • heeft wonderhoorn -> vrienden lokken
  • heeft wonderzalf -> hoofd terug op lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

bespreek de etymologie van het woord enchanter?

A

en - chanter
-> zingen
= betoveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waaruit kan je afleiden dat heer Halewijn een seriemoordenaar is?

A
  • een veld waar een hele boel vrouwen aan de galg hangen
  • Iedereen die naar Halewijn gaat komt niet meer terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waaruit kan je afleiden dat Heer Halewijn een serieverkrachter is?

A

De oudere broer vraagt expliciet haar maagdelijkheid te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe kon de koningsdochter Heer Halewijn verslaan?

A
  • zegt aan Halewijn dat hij zijn hemd moet afnemen, anders besmeurt met bloed
  • neemt het zwaard
  • doodt hem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom kiest de koningsdochter het zwaard boven de galg?

A

Dood door zwaard -> eervol
dood door galg -> oneervolle dood

(+ plan Halewijn te doden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe gedraagt de koningsdochter zich als een man?

A
  • blaast op hoor, als man
  • hanteert het zwaard als een man
  • vertrekt eigenlijk op queeste (net als ridder=man)
  • Zit met beide benen open op paard (Schrijlings) ipv. Amazonezit = wat verwacht wordt van vrouwen (benen toe, zijwaards)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke sprookjeselementen vind je terug in de ballade van Heer Halewijn?

A
  • adelijke personages
  • geen tijd + ruimte aanduiding
  • polarisatie
  • goed einde/ happy end
  • magische elementen
  • herhaling
  • mondelinge overlevering
  • wreedheid + geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

In hoeverre beantwoord het ‘Lied v Heer Halewijn’ aan de definitie vd balade?

A
  • dialoog (koningsdochter - broer)
  • verteller
  • dramatische inslag: Halewijn vermoord + onthoofd op tafel
  • sprongsgewijs: alleen belangrijke elementen worden gezegd
  • strofes + rijmende verzen: gepaard rijm
  • mysterieuze + magische elementen
  • episch-lyrisch: verhaal op rijm
  • refreinachtige herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe konden ballades gemakkelijk in het geheugen geprent worden?

A
  • rijm
  • herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het centraal theme van ‘Het waren 2 coninckskinderen’?

A

onbereikbare liefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

theme onbereikbare liefde - kwam veel voor in ME.
Waar zien we het nog?

A
  • Tristan en Isolde
  • na ME -> Romeo and Juliet (Shakespeare)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Vergelijk de koningsdochter uit het ‘Lied v Heer Halewijn’ met die uit ‘Het waren twee coninckskinderen’.

A
  • = nemen beiden het initiatief -> moedige vrouwen
  • =/ ander motief (1. ?, 2. liefdesverdriet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Het meisje (koningskind) handelt zelstandig en resoluut. Toon aan:

A
  • strofe 2: meisje neemt initiatief voor de ontmoetingen: steekt 3 kaarsen aan
  • strofe 7: vertelt over haar zus die altijd bloemblaadjes plukken en blaadjes laat staan. Ze speel tin op eergevoel v haar moeder -> alleen kunnen gaan
  • strofe 11: Ze geeft haar ring aan visser als beloning (afstand doen v rijkdom)
  • strofe 13: Zonder te twijfelen kiest ze zelf haar leven te ontnemen om bij haar geliefde te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het Gruuthuse?

A

= middeleeuwse handschrift met liederen en gebeden (rond 1400) in Brugge
* enige bron voor groot aantal MNE teksten
* groep vrienden over Maria, liefde, dronkenschap, seks
* tekst + noten (muziek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wie denken we dat het Egidiuslied heeft geschreven?

A

Jan Moritoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat kan je zeggen over ‘Egidius waer bestu bleven’?

A

= Retorische vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wie is aan het woord in het Egidiuslied?

A

vriend (ik-figuur) die zich richt tot Egidius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waarover gaat het Egidiuslied?

A

ik-figuur mist zijn vriend die overleden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke hedendaagse gevoelens herkennen we in het Egidiuslied.

A

wanhoop bij achterblijvers (nog levenden) + rouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat was de betekenis van een gezel oorspronkelijk?

A

= iemand die bezig was om een beroep te leren.
lid v gilde: 1st werken als leerling => als gezel samwenwerken met meester om het beroep tot in de finesses te leren.

45
Q

Wat is een gilde?

A

=organisatie van personen met hetzelfde beroep

46
Q

Hoe zat het met zelfmord in de ME?

A

christelijk geloof
-> niet naar hemel
God oordeelt over leven + dood
=> zelfmoord = zonde

47
Q

Wat is theocentrisme?

A

verwijst naar religieuze overtuiging waarbij een god / meerdere goden de wezelijke kern uitmaken van ons wereldbeeld. (ME!)
<=> antropocentrisme

48
Q

Welke betekenissen had ‘kiesen’ vroeger?

A

ook ‘proeven’

49
Q

Wat is antropocentrisme

A

de mens staat centraal voor onze zingeving en ons begrip vd wereld

50
Q

Wat is typisch voor een rondeel?

A
  • herhaling (inhoud + rijm (?))
51
Q

Wat is een eligie?

A

= klaagzang/ treurzang

52
Q

eligie ~ rondeel?

A

de structuur van het rondeel past goed bij de eligie

53
Q

Waarom bevatten gedichten en liederen in de middeleeuwen zoveel vormvoorschriften?

A

herkenbaarheid = belangrijk !!
-> originaliteit NIET
+ mondelinge overlevering -> populair
<== herkenbaarheid, voorspelbaarheid!

54
Q

Wat is in het ‘Egidiuslied’ de kracht / het effect vd cirkelstructuur, het herhalen vd beginverzen op het einde?

A

herhaling —> nadruk op essentie = mist zijn vriend

55
Q

Wie staat er centraal v v6-8 (EL)

A

Egidius - positief - hemel

56
Q

Wie staat er centraal v v12-16?

A

ik - negatief - aarde

57
Q

Wrm kiest de dichter voor duidelijke contrasten tussen de 2 strofes (EL)

A

afstand tussen 2 vrienden benadrukken
(ik - jij)
(aarde - hemel)

58
Q

In welke regel uit het refrein worden die contrasten nog eens samengebracht? (EL)

A

‘JIj koos de dood, liet mij het leven’

59
Q

Welke conclusie kun je trekken over de dood v Egidius, op basis vd bronnen?

A

kiezen: oorspronkelijk ook ‘smaken/proven’
=> heeft dus GEEN zelfmoord gepleegd
-> anders niet naar hemel maar naar hel

60
Q

Twee vb waaruit je kunt afleiden dat ik-figuur een theocentrisch wereldbeeld heeft.

A
  • Nu ben in ‘t hemelrij verheven (v6) -> ziet hemel als iets positiefs
  • Bid voor mij (v12)
  • houd een plaats vrij (v14)
61
Q

Wat hebben we dus geleerd over het interpreteren v oude teksten?

A

Je moet teksten in hun context interpreteren!
-> niet met onze hedendaagse gedachtegang

62
Q

Wat kan je zeggen over de inhoud v Sotte Amoureusheyt?

A

Pandje houdt van Pampoeseken, maar zij is vuil, mollig, opgewekt, vrolijk, stinkt naar knoflook

63
Q

Wie heeft Sotte Amoureusheyt geschreven?

A

Anthonis De Roovere

64
Q

Wat staat er in de Princ van Sotte Amoureusheyt

A

Antonis geeft commentaar over het gedicht
-> soort zoekt soort, passen bij elkaar
MAAR vindt het tafereel mooi + schattig

65
Q

Wat kan je vormelijk bespreken over Sotte Amoureusheyt?

A
  • 3 strofes —> elk 13 regels (refrein)
  • rijmschema: in elke strofe ingewikkeld
  • prince
  • stoc: Hoe vriendelijk haar oogjes pinkelen
66
Q

Welke opmerking kan j plaatsen bij Sotte Amoureusheyt?

A

enjambementen: vers leest door tot de volgende vers, zinnen zijn versoverschrijdend

67
Q

Wat is een rederijkerskamer?

A

vereniging v mensen die hielden v literatuur
-> kwamen 1x / maand samen om gedicht te schrijven over gegeven onderwerp

68
Q

Hoe moest het gedicht geschreven worden?

A

volgens strenge regels + zeer kunstig

69
Q

wat gebeurde er als je je niet hield aan de strenge regels in het reglement?

70
Q

Aan wie werden de gedichten van een rederijkerskamer opgedragen?

A

Prins/Keizer = erevoorzitter - financieel steunde
=> Prince = laatste strofe v refrein

71
Q

Wat is het Landjuweel?

A

wedstrijd tussen verschillende rederijkerskamers

72
Q

Wat is de ‘kaart’

A

uitnodiging (naar verschillende steden) voor het landjuweel
-> prijzen + onderwerp (toneel + poëzie)

73
Q

rol v rederijkers?

A

feesten + plechtige gebeurtenissen

74
Q

hoe kon het stadsbestuur de rederijkers gebruiken?

A

propaganda

75
Q

1e stadsdichter v Brugge?

A

Anthonius de Roovere -> toneel + gedichten

76
Q

vanwaar de naam rederijkers?

A

< rhétoricines < retorica = kunst v/h spreken

77
Q

wnr?

A

1400-1650, hoogtepunt: 1e helft 16 eeuw

78
Q

belangrijke kamers?

A
  • De Fonteine: Gent
  • De Violiere: Antwerpen
  • Bloeiende Eglantier: Amsterdam
79
Q

organisatie?

A

1st: als gilden (naast ambachtsgilden)
=> namen over: bestuur, privileges, gewoonten

80
Q

elke kamer had:

A
  • naam
  • blazoen (logo)
  • devies (slagzin)
81
Q

voorzitter v kamer?

82
Q

artistieke leider?

83
Q

Hoe werden de rederijkers nog genoemd?

84
Q

syn dichtwedstrijden?

A

refreinfeesten

85
Q

syn landjuwelen

A

toneelwedstrijden

86
Q

Wat is een ketendicht?

A

gedicht waarbij het laatste woord van een vers rijmt met het 1e woord vd volgende vers.

87
Q

Wat is een retrogade/kreefdgedicht?

A

gedicht waarvan woorden vd verzen zowel van voor naar achter als omgekeerd kunnen gelezen worden

88
Q

schaakbord / dambord?

A

gedicht in de vorm v schaakbord waarbij in elk vakje een versregel staat. Kan gelezen worden volgens regels v schaakspel

89
Q

Acrostichon?

A

opeenvolgende vd eerste letters v veerzen/strofen vormen een naam

90
Q

refrein?

A
  • 3 strofes, minstens 8 regels
  • ingewikkeld rijmschema
  • ‘envoi’ of ‘prince’
  • lke strofe eindigt met stoc
91
Q

Wat is een stoc?

A

= meestal identieke spreukmatige regel die hoofdgedachte v een gedicht uitdrukt

92
Q

Wanneer en waar ontstond het sonnet?

A

tijdens renaissance in Italië

93
Q

kenmerken van sonnet?

A
  • 4 strofes: 4 - 4 - 3 - 3 verzen
  • complex rijmschema
  • inhoud: gevoelens van lyrische ik staan centraal
94
Q

Wat was er echt nieuw in het sonnet dat eerder nog niet gedaan werd?

A

gevoels (van lyrische ik)

95
Q

Wie is de grondlegger van het sonnet?

A

Francesco Petrarca (14e eeuw)

96
Q

Wat in de kenmerken van een sonnet wijkt wel vaker af?

A

het rijmschema

97
Q

Hoe heet de deling in een sonnet wanneer het gaat om inhoud?

98
Q

Welk metafoor wordt er hier gemaakt:

Zo dool ik stuurloos rond op hoge zee, bij wisselende wind. Mijn schip is zwaar van twijfel en draagt weinig wijsheid mee.

A

vergelijkt zichzelf met een stuurloos schip op zee

99
Q

Wat is een jambe?

A

versvoet bestaand uit een onbeklemtoonde lettergreep gevolg door een beklemtoonde lettergreep

100
Q

Was is een metrum?

101
Q

Wat is een sonnettenkrans?

A

reeks v precies vijftien sonnetten met strenge vormvereisten.
-> v 14 sonnetten slotregel = beginregel v eerstvolgende sonnet
-> slotregel v 14e sonnet = beginregel v 1e sonnet
-> 15e sonnet (= meestersonnet) = samengesteld uit beginregels vd eerste 14 sonnetten

102
Q

Kinder-lijck vormelijk?

A
  • 1 strofe
  • 16 verzen
  • ingewikkeld rijmschema
  • veel binnenrijm (in eenzelfde regel)
  • parallellisme
  • trochee
103
Q

Kinder-lijck auteur?

A

Joost van den Vondel

104
Q

Kinder-lijck inhoudelijk?

A

Constantijn is dood (=zoon Joost)
-> spreekt vanuit hemel
-> je hoeft niet verdrietig te zijn
-> vanitas-idee

105
Q

6-voetig jambe=?

A

Alexandrijn

106
Q

Wat is het vanitas-idee?

A

Leer bewust te denken aan het eeuwige leven in de hemel -> belangrijker dan Aarde

107
Q

Wat is er zo uitzonderlijk aan Kinder-lijck?

A

Katholiek
MAAR gaat over gevoelens v auteur => Renaissance gedicht

108
Q

halfrijm/ assonantie

A

gelijkheid van klank, ofwel door gelijkheid van de klinkers van de beklemtoonde lettergrepen, ofwel door gelijkheid van de medeklinkers.

109
Q

oxymoron?

A

bv. gezwinde grijzaard