Middelnederlandse lyriek (BD1) Flashcards

1
Q

Wat typisch voor volkslyriek

A
  • door iedereen te zingen - geen speciale techniek verreist
  • ritmische + melodische structuur = erg eenvoudig, omvang beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ballade?

A

episch-lyrisch dichtvorm met dramatische inslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken ballade?

A
  • verteller + dialoog
  • uit strofes + rijmende verzen, soms refreincachtige herhalingen
  • mysterieuze + magische elementen
  • loopt dramatisch af
  • sprongsgewijs verteld
  • alleen belangrijke info wordt verteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan je zeggen over de makers van ballades?

A

anoniem (kenmerkend voor ME)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overlevering v ballades?

A

liederen later neergepend -> mondelinge overlevering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschillende soorten volkslyriek?

A
  • liefdesliederen
  • drinkliederen
  • werkliederen
  • strijdliedern
  • liederen bij jaarfeesten
  • ballades
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van welke bekende verhaalmotieven is er sprake in het lied? (+uit andere verhalen)

A
  • onweerstaanbare lied: vb
  • Halewijn = moordenaar: Blauwbaard
  • vrouw onthoofd man: Judith (Bijbel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke andere verhalen vinden we het verhaalmotief terug van het onweerstaanbare lied?

A
  • Rattenvanger v Hamelen
  • Sirenen in Odyssee
  • Sage vd Loreley
  • Orpheus & Eurydice
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verhaal vd Rattenvanger v Hamelen?

A

Lokt alle ratten uit de stad
-> wordt niet betaald
-> lokt ook alle kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sirenen in Odyssee?

A

met haar gezang betovert ze de matrozen
=> verdrinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De koningsdochter krijgt alleen toestemming te gaan van haar broer.
Onder welke voorwaarde?

A

Ze moet maagd blijven + zich niet minderwaardig gedragen.
Bij Franken: oudste broer -> verantwoordelijk voor maagdelijkheid v zussen.
v-card verloren? oudste broer -> wraak nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit wat kan je afleiden dat Heer Halewijn een tovenaar is?

A
  • blijft spreken nadat hij onthoofd was
  • lokt + betovert vrouwen (met zijn gezang)
  • heeft wonderhoorn -> vrienden lokken
  • heeft wonderzalf -> hoofd terug op lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bespreek de etymologie van het woord enchanter?

A

en - chanter
-> zingen
= betoveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit kan je afleiden dat heer Halewijn een seriemoordenaar is?

A
  • een veld waar een hele boel vrouwen aan de galg hangen
  • Iedereen die naar Halewijn gaat komt niet meer terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit kan je afleiden dat Heer Halewijn een serieverkrachter is?

A

De oudere broer vraagt expliciet haar maagdelijkheid te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kon de koningsdochter Heer Halewijn verslaan?

A
  • zegt aan Halewijn dat hij zijn hemd moet afnemen, anders besmeurt met bloed
  • neemt het zwaard
  • doodt hem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom kiest de koningsdochter het zwaard boven de galg?

A

Dood door zwaard -> eervol
dood door galg -> oneervolle dood

(+ plan Halewijn te doden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe gedraagt de koningsdochter zich als een man?

A
  • blaast op hoor, als man
  • hanteert het zwaard als een man
  • vertrekt eigenlijk op queeste (net als ridder=man)
  • Zit met beide benen open op paard (Schrijlings) ipv. Amazonezit = wat verwacht wordt van vrouwen (benen toe, zijwaards)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke sprookjeselementen vind je terug in de ballade van Heer Halewijn?

A
  • adelijke personages
  • geen tijd + ruimte aanduiding
  • polarisatie
  • goed einde/ happy end
  • magische elementen
  • herhaling
  • mondelinge overlevering
  • wreedheid + geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In hoeverre beantwoord het ‘Lied v Heer Halewijn’ aan de definitie vd balade?

A
  • dialoog (koningsdochter - broer)
  • verteller
  • dramatische inslag: Halewijn vermoord + onthoofd op tafel
  • sprongsgewijs: alleen belangrijke elementen worden gezegd
  • strofes + rijmende verzen: gepaard rijm
  • mysterieuze + magische elementen
  • episch-lyrisch: verhaal op rijm
  • refreinachtige herhaling
21
Q

Hoe konden ballades gemakkelijk in het geheugen geprent worden?

A
  • rijm
  • herhaling
22
Q

Wat is het centraal theme van ‘Het waren 2 coninckskinderen’?

A

onbereikbare liefde

23
Q

theme onbereikbare liefde - kwam veel voor in ME.
Waar zien we het nog?

A
  • Tristan en Isolde
  • na ME -> Romeo and Juliet (Shakespeare)
24
Q

Vergelijk de koningsdochter uit het ‘Lied v Heer Halewijn’ met die uit ‘Het waren twee coninckskinderen’.

A
  • = nemen beiden het initiatief -> moedige vrouwen
  • =/ ander motief (1. ?, 2. liefdesverdriet)
25
Q

Het meisje (koningskind) handelt zelstandig en resoluut. Toon aan:

A
  • strofe 2: meisje neemt initiatief voor de ontmoetingen: steekt 3 kaarsen aan
  • strofe 7: vertelt over haar zus die altijd bloemblaadjes plukken en blaadjes laat staan. Ze speel tin op eergevoel v haar moeder -> alleen kunnen gaan
  • strofe 11: Ze geeft haar ring aan visser als beloning (afstand doen v rijkdom)
  • strofe 13: Zonder te twijfelen kiest ze zelf haar leven te ontnemen om bij haar geliefde te zijn
26
Q

Wat is het Gruuthuse?

A

= middeleeuwse handschrift met liederen en gebeden (rond 1400) in Brugge
* enige bron voor groot aantal MNE teksten
* groep vrienden over Maria, liefde, dronkenschap, seks
* tekst + noten (muziek)

27
Q

Wie denken we dat het Egidiuslied heeft geschreven?

A

Jan Moritoen

28
Q

Wat kan je zeggen over ‘Egidius waer bestu bleven’?

A

= Retorische vraag

29
Q

Wie is aan het woord in het Egidiuslied?

A

vriend (ik-figuur) die zich richt tot Egidius

30
Q

Waarover gaat het Egidiuslied?

A

ik-figuur mist zijn vriend die overleden is.

31
Q

Welke hedendaagse gevoelens herkennen we in het Egidiuslied.

A

wanhoop bij achterblijvers (nog levenden) + rouw

32
Q

Wat was de betekenis van een gezel oorspronkelijk?

A

= iemand die bezig was om een beroep te leren.
lid v gilde: 1st werken als leerling => als gezel samwenwerken met meester om het beroep tot in de finesses te leren.

33
Q

Wat is een gilde?

A

=organisatie van personen met hetzelfde beroep

34
Q

Hoe zat het met zelfmord in de ME?

A

christelijk geloof
-> niet naar hemel
God oordeelt over leven + dood
=> zelfmoord = zonde

35
Q

Wat is theocentrisme?

A

verwijst naar religieuze overtuiging waarbij een god / meerdere goden de wezelijke kern uitmaken van ons wereldbeeld. (ME!)
<=> antropocentrisme

35
Q

Welke betekenissen had ‘kiesen’ vroeger?

A

ook ‘proeven’

36
Q

Wat is antropocentrisme

A

de mens staat centraal voor onze zingeving en ons begrip vd wereld

37
Q

Wat is typisch voor een rondeel?

A
  • herhaling (inhoud + rijm (?))
38
Q

Wat is een eligie?

A

= klaagzang/ treurzang

39
Q

eligie ~ rondeel?

A

de structuur van het rondeel past goed bij de eligie

40
Q

Waarom bevatten gedichten en liederen in de middeleeuwen zoveel vormvoorschriften?

A

herkenbaarheid = belangrijk !!
-> originaliteit NIET
+ mondelinge overlevering -> populair
<== herkenbaarheid, voorspelbaarheid!

41
Q

Wat is in het ‘Egidiuslied’ de kracht / het effect vd cirkelstructuur, het herhalen vd beginverzen op het einde?

A

herhaling —> nadruk op essentie = mist zijn vriend

42
Q

Wie staat er centraal v v6-8 (EL)

A

Egidius - positief - hemel

43
Q

Wie staat er centraal v v12-16?

A

ik - negatief - aarde

44
Q

Wrm kiest de dichter voor duidelijke contrasten tussen de 2 strofes (EL)

A

afstand tussen 2 vrienden benadrukken
(ik - jij)
(aarde - hemel)

45
Q

In welke regel uit het refrein worden die contrasten nog eens samengebracht? (EL)

A

‘JIj koos de dood, liet mij het leven’

46
Q

Welke conclusie kun je trekken over de dood v Egidius, op basis vd bronnen?

A

kiezen: oorspronkelijk ook ‘smaken/proven’
=> heeft dus GEEN zelfmoord gepleegd
-> anders niet naar hemel maar naar hel

47
Q

Twee vb waaruit je kunt afleiden dat ik-figuur een theocentrisch wereldbeeld heeft.

A
  • Nu ben in ‘t hemelrij verheven (v6) -> ziet hemel als iets positiefs
  • Bid voor mij (v12)
  • houd een plaats vrij (v14)
48
Q

Wat hebben we dus geleerd over het interpreteren v oude teksten?

A

Je moet teksten in hun context interpreteren!
-> niet met onze hedendaagse gedachtegang