Tijdvak 3 Flashcards

1
Q

agrarisch-urbane samenleving

A

Een samenleving waarin het grootste gedeelte van de bevolking op het platteland leeft en in de landbouw werkzaam is. In de weinige steden is het bestuur gevestigd en komen diverse handelsstromen samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

autarkie

A

Zelfvoorziening. Mensen konden zelf hun behoeftes voorzien en zijn dus niet afhankelijk van de producten van buitenaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

feodalisme

A

Leenstelsel. Een systeem waarin leenheren hun grond in leen geven aan leenmannen, die in ruil daarvoor trouw en ondersteuning geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hofstelsel

A

Een systeem waarbij de grond eigendom is van een landheer en bewerkt wordt door pachters en horige boeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

horigen

A

Boeren die aan hun land gebonden zijn en vaak onderdeel van het hostelsel uitmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Islam

A

Letterlijk = onderwerping. De religie die is gesticht door de profeet Mohammed, met Allah als enige God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly