§1.2 Flashcards

1
Q

aanzien

A

waardering, hoe belangrijk iemand wordt gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

autarkisch

A

wanneer een groep mensen voor zichzelf zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

domesticeren

A

planten en dieren in dienst van mensen aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hiernamaals

A

leven na de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

landbouw/agrarische revolutie

A

ontstaan van de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

landbouw/agrarische samenleving

A

maatschappij waarin mensen in dorpen leven van landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

macht

A

als je anderen kunt laten doen wat jij wilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

migrant

A

landverhuizer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

milieu

A

leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

monument

A

gedenkteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

natuurgodsdienst

A

godsdienst waarbij krachten van de natuur vereerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nijverheid

A

producten maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

offeren

A

geschenken geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

revolutie

A

grote verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ritueel

A

plechtige handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sedentaire levenswijze

A

leven op een vaste woonplaats

17
Q

slaaf

A

iemand die in bezit is van een ander

18
Q

sociaal

A

heeft te maken met mensen en groepen in een samenleving