Tijd Flashcards
Afspraak, de
Appointment
Bijna
Almost
Douche, de
Shower
Gelijk hebben
Be right
Minuut, de
Minute
Net
Just
Opschieten
Hurry up
Over (over 10 minuten)
In (in ten minutes)
Slapen
To sleep
Sorry
Sorry
Te (te laat)
Too late
Thuis
House
Uur, het
Hour
Veel
A lot of
Wakker
Awake
Avond, de
Evening
Dag, de
Day
Door the week
During the week
Gisteren
Yesterday
Kiezen
Choose
De maand
The month
Middag
Afternoon
Morgen
Tomorrow
De morgen
The morning
De nacht
De night
De ochtend
The morning
Of
Or
Rijden
To ride
‘S avonds
In the evening
‘s middags
In the afternoon
‘s morgens
In the morning
‘s nachts
At night
‘s ochtends
In the morning
Sporten
To sport
Tussen de middag
At noon
Vanavond
This evening
Vanmiddag
This afternoon
Vanmorgen
This morning
Vannacht
Tonight
Vanochtend
This morning
Volgend
Next
Vorig
Last/ previous
Vrij
Free
De week
The week
Het weekend
The weekend
Aflopen
Expire/ last/ ends
Alweer
Again
De collega
The colleague
Eten
To eat
Het feest
The party
Graag
Please
Half
Half
Hoe laat
What time?
Klaar
Ready/ done
Het kwart
Quarter
Het Kwartier
Quartier
Laat
Late
Het land
The country
Lezen
Read
Over
Past to
Precies
Precisely
Het programma
The program (tv)
De tijd
The time
De verjaardag
The birthday
Voor (vijf voor acht)
To (five to eight)
De vriendin
The girlfriend
Ander
Other / another/ else
Anderhalf
One and a half
De bus
The bus
Het centrum
The center
Duren
To last/ endure
Dus
So
De halte
The stop
Hoeveel
How many
De keer
Time (how many times)
Lang
Long
De les
The lessons
Nemen
To take
Per
Per
Het station
The station
Tot (van….tot)
To / from
Vaak
Often
De vakantie
The holiday
Het Ziekenhuis
The hospital
Al
Already
Beste
Best
Geboren
Born
Hartelijk gefeliciteerd
Many congratulations
De Hartelijke groeten
Kind regards
Het bericht
The message
Jarig
Birthday
Jong
Young
De kalender
The calendar
Lieve
Dear
Oud
Old
Pas (pas 18)
Only
Toch
Anyway
Tot (tot zaterdag)
Until Monday
Vieren
Celebrate
Wanneer
When
De wc
The toilet
Worden
Become
