Woordenlijst Flashcards
Wat is ‘achternaam’?
‘achternaam’ is de Nederlandse term voor ‘surname’.
Wat betekent ‘auto’?
‘auto’ betekent ‘car’.
Wat is ‘autorijles’?
‘autorijles’ betekent ‘driving lesson’.
Wat is ‘dochter’?
‘dochter’ betekent ‘daughter’.
Wat betekent ‘en’?
‘en’ betekent ‘and’.
Wat is ‘familie’?
‘familie’ betekent ‘family’.
Wat betekent ‘geven’?
‘geven’ betekent ‘to give’.
Wat is ‘hebben’?
‘hebben’ betekent ‘to have’.
Wat betekent ‘heten’?
‘heten’ betekent ‘to be called’.
Wat is ‘huisarts’?
‘huisarts’ betekent ‘general practitioner’.
Wat betekent ‘in’?
‘in’ betekent ‘in’.
Wat is ‘jaar’?
‘jaar’ betekent ‘year’.
Wat zijn ‘kinderen’?
‘kinderen’ betekent ‘children’.
‘het kind’ is the singular form.
Wat betekent ‘komen’?
‘komen’ betekent ‘to come’.
Wat is ‘man’?
‘man’ betekent ‘man’.
Wat betekent ‘met’?
‘met’ betekent ‘with’.
Wat is ‘moeder’?
‘moeder’ betekent ‘mother’.
Wat is ‘naam’?
‘naam’ betekent ‘name’.
Wat betekent ‘nieuw’?
‘nieuw’ betekent ‘new’.
Wat betekent ‘nu’?
‘nu’ betekent ‘now’.
Wat is ‘nummer’?
‘nummer’ betekent ‘number’.
Wat betekent ‘op’?
‘op’ betekent ‘on’.
Wat betekent ‘uit’?
‘uit’ betekent ‘out’.
‘ik kom uit…’ means ‘I come from…’.
Wat betekent ‘vandaan’?
‘vandaan’ betekent ‘from’.
Wat is ‘voornaam’?
‘voornaam’ betekent ‘first name’.
Wat is ‘vrouw’?
‘vrouw’ betekent ‘woman’.
Wat betekent ‘werken’?
‘werken’ betekent ‘to work’.
Wat is ‘winkel’?
‘winkel’ betekent ‘shop’.
Wat betekent ‘wonen’?
‘wonen’ betekent ‘to live’.
Wat betekent ‘zijn’?
‘zijn’ betekent ‘to be’.
‘ben, bent, is’ are forms of ‘zijn’.
Wat is ‘zoon’?
‘zoon’ betekent ‘son’.
Wat is ‘zus’?
‘zus’ betekent ‘sister’.
Wat is ‘antwoord’?
‘antwoord’ betekent ‘answer’.
Wat betekent ‘antwoorden’?
‘antwoorden’ betekent ‘to answer’.
Wat betekent ‘bedanken’?
‘bedanken’ betekent ‘to thank’.
Wat betekent ‘beginnen’?
‘beginnen’ betekent ‘to begin’.
Wat betekent ‘bij’?
‘bij’ betekent ‘at’ or ‘by’.
Wat betekent ‘binnenkomen’?
‘binnenkomen’ betekent ‘to enter’.
Wat is ‘broer’?
‘broer’ betekent ‘brother’.
Wat betekent ‘gaan’?
‘gaan’ betekent ‘to go’.
Wat betekent ‘goed’?
‘goed’ betekent ‘good’.
Wat betekent ‘hoe’?
‘hoe’ betekent ‘how’.
‘hoe heet je?’ means ‘what is your name?’.
Wat betekent ‘ja’?
‘ja’ betekent ‘yes’.
Wat betekent ‘luisteren’?
‘luisteren’ betekent ‘to listen’.
Wat betekent ‘meedoen’?
‘meedoen’ betekent ‘to participate’.
Wat is ‘meneer’?
‘meneer’ betekent ‘mister’.
Wat is ‘mevrouw’?
‘mevrouw’ betekent ‘madam’.
Wat betekent ‘moeten’?
‘moeten’ betekent ‘to have to’.
Wat betekent ‘nee’?
‘nee’ betekent ‘no’.
Wat betekent ‘00k’?
‘00k’ betekent ‘also’.
Wat betekent ‘schrijven’?
‘schrijven’ betekent ‘to write’.
Wat is ‘vader’?
‘vader’ betekent ‘father’.
Wat betekent ‘voorstellen’?
‘voorstellen’ betekent ‘to introduce’.
Wat is ‘vraag’?
‘vraag’ betekent ‘question’.
Wat betekent ‘vragen’?
‘vragen’ betekent ‘to ask’.
Wat betekent ‘waar’?
‘waar’ betekent ‘where’.
Wat betekent ‘wat’?
‘wat’ betekent ‘what’.
Wat betekent ‘weten’?
‘weten’ betekent ‘to know’.
Wat betekent ‘wie’?
‘wie’ betekent ‘who’.
Wat betekent ‘zitten’?
‘zitten’ betekent ‘to sit’.
Wat betekent ‘zullen’?
‘zullen’ betekent ‘shall’ or ‘will’.
‘zal’ is a form of ‘zullen’.
Wat betekent ‘achter’?
‘achter’ betekent ‘behind’.
Wat is ‘adres’?
‘adres’ betekent ‘address’.
Wat betekent ‘bellen’?
‘bellen’ betekent ‘to call’.
Wat is ‘cijfer’?
‘cijfer’ betekent ‘digit’ or ‘number’.
Wat is ‘cursus’?
‘cursus’ betekent ‘course’.
Wat betekent ‘danken’?
‘danken’ betekent ‘to thank’.
‘dank u wel’ means ‘thank you’.
Wat betekent ‘fijn’?
‘fijn’ betekent ‘fine’ or ‘nice’.
Wat betekent ‘geen’?
‘geen’ betekent ‘no’ or ‘none’.
Wat is ‘huis’?
‘huis’ betekent ‘house’.
Wat betekent ‘kijken’?
‘kijken’ betekent ‘to look’.
Wat betekent ‘klopt dat?’
‘klopt dat?’ betekent ‘is that correct?’.
Wat is ‘krant’?
‘krant’ betekent ‘newspaper’.
Wat betekent ‘niet’?
‘niet’ betekent ‘not’.
Wat betekent ‘ongeveer’?
‘ongeveer’ betekent ‘approximately’.
Wat is ‘plaats’?
‘plaats’ betekent ‘place’.
Wat is ‘postcode’?
‘postcode’ betekent ‘postal code’.
Wat betekent ‘soms’?
‘soms’ betekent ‘sometimes’.
Wat betekent ‘staan’?
‘staan’ betekent ‘to stand’.
‘staat’ is a form of ‘staan’.
Wat is ‘straat’?
‘straat’ betekent ‘street’.
Wat is ‘telefoonboek’?
‘telefoonboek’ betekent ‘telephone directory’.
Wat betekent ‘vandaag’?
‘vandaag’ betekent ‘today’.
Wat betekent ‘volgen’?
‘volgen’ betekent ‘to follow’.
Wat betekent ‘welk’?
‘welk’ betekent ‘which’.
Wat is ‘woonplaats’?
‘woonplaats’ betekent ‘place of residence’.
Wat is ‘boek’?
‘boek’ betekent ‘book’.
Wat betekent ‘groeten’?
‘groeten’ betekent ‘to greet’.
Wat is ‘vriend’?
‘vriend’ betekent ‘friend’.
Wat betekent ‘weer’?
‘weer’ betekent ‘again’ or ‘weather’.
Wat betekent ‘weggaan’?
‘weggaan’ betekent ‘to leave’.
Wat betekent ‘willen’?
‘willen’ betekent ‘to want’.
Wat betekent ‘zeggen’?
‘zeggen’ betekent ‘to say’.
Wat is ‘datum’?
‘datum’ betekent ‘date’.
Wat is ‘formulier’?
‘formulier’ betekent ‘form’.
Wat is ‘geboorte’?
‘geboorte’ betekent ‘birth’.
Wat is ‘geslacht’?
‘geslacht’ betekent ‘gender’.
Wat is ‘handtekening’?
‘handtekening’ betekent ‘signature’.
Wat betekent ‘invullen’?
‘invullen’ betekent ‘to fill in’.
Wat is ‘maart’?
‘maart’ betekent ‘March’.
Wat is ‘nationaliteit’?
‘nationaliteit’ betekent ‘nationality’.
Wat betekent ‘Nederlands(e)’?
‘Nederlands(e)’ betekent ‘Dutch’.
Wat betekent ‘onder’?
‘onder’ betekent ‘under’.
Wat betekent ‘persoonlijk’?
‘persoonlijk’ betekent ‘personal’.
Wat betekent ‘zetten’?
‘zetten’ betekent ‘to put’.
Wat betekent ‘zoeken’?
‘zoeken’ betekent ‘to search’.
Wat betekent ‘daar’?
‘daar’ betekent ‘there’.
Wat betekent ‘dan’?
‘dan’ betekent ‘then’.
Wat betekent ‘doen’?
‘doen’ betekent ‘to do’.
Wat betekent ‘kennen’?
‘kennen’ betekent ‘to know’.
Wat betekent ‘kunnen’?
‘kunnen’ betekent ‘to be able to’.
Wat betekent ‘leuk’?
‘leuk’ betekent ‘fun’ or ‘nice’.
Wat is ‘mobiele telefoon’?
‘mobiele telefoon’ betekent ‘mobile phone’.
Wat betekent ‘naar’?
‘naar’ betekent ‘to’.
Wat is ‘restaurant’?
‘restaurant’ betekent ‘restaurant’.
Wat betekent ‘snel’?
‘snel’ betekent ‘fast’.
Wat is ‘student’?
‘student’ betekent ‘student’.
Wat betekent ‘studeren’?
‘studeren’ betekent ‘to study’.
Wat betekent ‘wachten’?
‘wachten’ betekent ‘to wait’.
Wat is ‘achternaam’?
‘achternaam’ is de Nederlandse term voor ‘surname’.
Wat betekent ‘auto’?
‘auto’ betekent ‘car’.
Wat is ‘autorijles’?
‘autorijles’ betekent ‘driving lesson’.
Wat is ‘dochter’?
‘dochter’ betekent ‘daughter’.
Wat betekent ‘en’?
‘en’ betekent ‘and’.
Wat is ‘familie’?
‘familie’ betekent ‘family’.
Wat betekent ‘geven’?
‘geven’ betekent ‘to give’.
Wat is ‘hebben’?
‘hebben’ betekent ‘to have’.
Wat betekent ‘heten’?
‘heten’ betekent ‘to be called’.
Wat is ‘huisarts’?
‘huisarts’ betekent ‘general practitioner’.
Wat betekent ‘in’?
‘in’ betekent ‘in’.
Wat is ‘jaar’?
‘jaar’ betekent ‘year’.
Wat zijn ‘kinderen’?
‘kinderen’ betekent ‘children’.
‘het kind’ is the singular form.
Wat betekent ‘komen’?
‘komen’ betekent ‘to come’.
Wat is ‘man’?
‘man’ betekent ‘man’.
Wat betekent ‘met’?
‘met’ betekent ‘with’.
Wat is ‘moeder’?
‘moeder’ betekent ‘mother’.
Wat is ‘naam’?
‘naam’ betekent ‘name’.
Wat betekent ‘nieuw’?
‘nieuw’ betekent ‘new’.
Wat betekent ‘nu’?
‘nu’ betekent ‘now’.
Wat is ‘nummer’?
‘nummer’ betekent ‘number’.
Wat betekent ‘op’?
‘op’ betekent ‘on’.
Wat betekent ‘uit’?
‘uit’ betekent ‘out’.
‘ik kom uit…’ means ‘I come from…’.
Wat betekent ‘vandaan’?
‘vandaan’ betekent ‘from’.
Wat is ‘voornaam’?
‘voornaam’ betekent ‘first name’.
Wat is ‘vrouw’?
‘vrouw’ betekent ‘woman’.
Wat betekent ‘werken’?
‘werken’ betekent ‘to work’.
Wat is ‘winkel’?
‘winkel’ betekent ‘shop’.
Wat betekent ‘wonen’?
‘wonen’ betekent ‘to live’.
Wat betekent ‘zijn’?
‘zijn’ betekent ‘to be’.
‘ben, bent, is’ are forms of ‘zijn’.
Wat is ‘zoon’?
‘zoon’ betekent ‘son’.
Wat is ‘zus’?
‘zus’ betekent ‘sister’.
Wat is ‘antwoord’?
‘antwoord’ betekent ‘answer’.
Wat betekent ‘antwoorden’?
‘antwoorden’ betekent ‘to answer’.
Wat betekent ‘bedanken’?
‘bedanken’ betekent ‘to thank’.
Wat betekent ‘beginnen’?
‘beginnen’ betekent ‘to begin’.
Wat betekent ‘bij’?
‘bij’ betekent ‘at’ or ‘by’.
Wat betekent ‘binnenkomen’?
‘binnenkomen’ betekent ‘to enter’.
Wat is ‘broer’?
‘broer’ betekent ‘brother’.
Wat betekent ‘gaan’?
‘gaan’ betekent ‘to go’.
Wat betekent ‘goed’?
‘goed’ betekent ‘good’.
Wat betekent ‘hoe’?
‘hoe’ betekent ‘how’.
‘hoe heet je?’ means ‘what is your name?’.
Wat betekent ‘ja’?
‘ja’ betekent ‘yes’.
Wat betekent ‘luisteren’?
‘luisteren’ betekent ‘to listen’.
Wat betekent ‘meedoen’?
‘meedoen’ betekent ‘to participate’.
Wat is ‘meneer’?
‘meneer’ betekent ‘mister’.
Wat is ‘mevrouw’?
‘mevrouw’ betekent ‘madam’.
Wat betekent ‘moeten’?
‘moeten’ betekent ‘to have to’.
Wat betekent ‘nee’?
‘nee’ betekent ‘no’.
Wat betekent ‘00k’?
‘00k’ betekent ‘also’.
Wat betekent ‘schrijven’?
‘schrijven’ betekent ‘to write’.
Wat is ‘vader’?
‘vader’ betekent ‘father’.
Wat betekent ‘voorstellen’?
‘voorstellen’ betekent ‘to introduce’.
Wat is ‘vraag’?
‘vraag’ betekent ‘question’.
Wat betekent ‘vragen’?
‘vragen’ betekent ‘to ask’.
Wat betekent ‘waar’?
‘waar’ betekent ‘where’.
Wat betekent ‘wat’?
‘wat’ betekent ‘what’.
Wat betekent ‘weten’?
‘weten’ betekent ‘to know’.
Wat betekent ‘wie’?
‘wie’ betekent ‘who’.
Wat betekent ‘zitten’?
‘zitten’ betekent ‘to sit’.
Wat betekent ‘zullen’?
‘zullen’ betekent ‘shall’ or ‘will’.
‘zal’ is a form of ‘zullen’.
Wat betekent ‘achter’?
‘achter’ betekent ‘behind’.
Wat is ‘adres’?
‘adres’ betekent ‘address’.
Wat betekent ‘bellen’?
‘bellen’ betekent ‘to call’.
Wat is ‘cijfer’?
‘cijfer’ betekent ‘digit’ or ‘number’.
Wat is ‘cursus’?
‘cursus’ betekent ‘course’.
Wat betekent ‘danken’?
‘danken’ betekent ‘to thank’.
‘dank u wel’ means ‘thank you’.
Wat betekent ‘fijn’?
‘fijn’ betekent ‘fine’ or ‘nice’.
Wat betekent ‘geen’?
‘geen’ betekent ‘no’ or ‘none’.
Wat is ‘huis’?
‘huis’ betekent ‘house’.
Wat betekent ‘kijken’?
‘kijken’ betekent ‘to look’.
Wat betekent ‘klopt dat?’
‘klopt dat?’ betekent ‘is that correct?’.
Wat is ‘krant’?
‘krant’ betekent ‘newspaper’.
Wat betekent ‘niet’?
‘niet’ betekent ‘not’.
Wat betekent ‘ongeveer’?
‘ongeveer’ betekent ‘approximately’.
Wat is ‘plaats’?
‘plaats’ betekent ‘place’.
Wat is ‘postcode’?
‘postcode’ betekent ‘postal code’.
Wat betekent ‘soms’?
‘soms’ betekent ‘sometimes’.
Wat betekent ‘staan’?
‘staan’ betekent ‘to stand’.
‘staat’ is a form of ‘staan’.
Wat is ‘straat’?
‘straat’ betekent ‘street’.
Wat is ‘telefoonboek’?
‘telefoonboek’ betekent ‘telephone directory’.
Wat betekent ‘vandaag’?
‘vandaag’ betekent ‘today’.
Wat betekent ‘volgen’?
‘volgen’ betekent ‘to follow’.
Wat betekent ‘welk’?
‘welk’ betekent ‘which’.
Wat is ‘woonplaats’?
‘woonplaats’ betekent ‘place of residence’.
Wat is ‘boek’?
‘boek’ betekent ‘book’.
Wat betekent ‘groeten’?
‘groeten’ betekent ‘to greet’.
Wat is ‘vriend’?
‘vriend’ betekent ‘friend’.
Wat betekent ‘weer’?
‘weer’ betekent ‘again’ or ‘weather’.
Wat betekent ‘weggaan’?
‘weggaan’ betekent ‘to leave’.
Wat betekent ‘willen’?
‘willen’ betekent ‘to want’.
Wat betekent ‘zeggen’?
‘zeggen’ betekent ‘to say’.
Wat is ‘datum’?
‘datum’ betekent ‘date’.
Wat is ‘formulier’?
‘formulier’ betekent ‘form’.
Wat is ‘geboorte’?
‘geboorte’ betekent ‘birth’.
Wat is ‘geslacht’?
‘geslacht’ betekent ‘gender’.
Wat is ‘handtekening’?
‘handtekening’ betekent ‘signature’.
Wat betekent ‘invullen’?
‘invullen’ betekent ‘to fill in’.
Wat is ‘maart’?
‘maart’ betekent ‘March’.
Wat is ‘nationaliteit’?
‘nationaliteit’ betekent ‘nationality’.
Wat betekent ‘Nederlands(e)’?
‘Nederlands(e)’ betekent ‘Dutch’.
Wat betekent ‘onder’?
‘onder’ betekent ‘under’.
Wat betekent ‘persoonlijk’?
‘persoonlijk’ betekent ‘personal’.
Wat betekent ‘zetten’?
‘zetten’ betekent ‘to put’.
Wat betekent ‘zoeken’?
‘zoeken’ betekent ‘to search’.
Wat betekent ‘daar’?
‘daar’ betekent ‘there’.
Wat betekent ‘dan’?
‘dan’ betekent ‘then’.
Wat betekent ‘doen’?
‘doen’ betekent ‘to do’.
Wat betekent ‘kennen’?
‘kennen’ betekent ‘to know’.
Wat betekent ‘kunnen’?
‘kunnen’ betekent ‘to be able to’.
Wat betekent ‘leuk’?
‘leuk’ betekent ‘fun’ or ‘nice’.
Wat is ‘mobiele telefoon’?
‘mobiele telefoon’ betekent ‘mobile phone’.
Wat betekent ‘naar’?
‘naar’ betekent ‘to’.
Wat is ‘restaurant’?
‘restaurant’ betekent ‘restaurant’.
Wat betekent ‘snel’?
‘snel’ betekent ‘fast’.
Wat is ‘student’?
‘student’ betekent ‘student’.
Wat betekent ‘studeren’?
‘studeren’ betekent ‘to study’.
Wat betekent ‘wachten’?
‘wachten’ betekent ‘to wait’.