Te Laat Flashcards

1
Q

Wat is ‘afspraak’?

A

afspraak, de

afspraak betekent ‘appointment’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent ‘bijna’?

A

bijna

bijna betekent ‘almost’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ‘douche’?

A

douche, de

douche betekent ‘shower’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent ‘gelijk hebben’?

A

gelijk hebben

gelijk hebben betekent ‘to be right’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘minuut’?

A

minuut, de

minuut betekent ‘minute’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent ‘net’?

A

net

net betekent ‘just’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘opschieten’?

A

opschieten

opschieten betekent ‘to hurry up’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent ‘over’?

A

over (over 10 minuten)

over betekent ‘in’ in de context van tijd, bijvoorbeeld ‘in 10 minutes’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘slapen’?

A

slapen

slapen betekent ‘to sleep’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent ‘sorry’?

A

sorry

sorry betekent ‘sorry’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ‘te’?

A

te (te laat)

te betekent ‘too’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘thuis’?

A

thuis

thuis betekent ‘at home’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘uur’?

A

uur, het (om 3 uur)

uur betekent ‘hour’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent ‘veel’?

A

veel

veel betekent ‘many’ of ‘a lot’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘wakker’?

A

wakker

wakker betekent ‘awake’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is ‘avond’?

A

avond, de

avond betekent ‘evening’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ‘dag’?

A

dag, de

dag betekent ‘day’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent ‘door de week’?

A

door de week

door de week betekent ‘during the week’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is ‘gisteren’?

A

gisteren

gisteren betekent ‘yesterday’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat betekent ‘kiezen’?

A

kiezen

kiezen betekent ‘to choose’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is ‘maand’?

A

maand, de

maand betekent ‘month’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is ‘middag’?

A

middag

middag betekent ‘afternoon’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is ‘morgen’?

A

morgen

morgen betekent ‘tomorrow’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is ‘nacht’?

A

nacht, de

nacht betekent ‘night’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is ‘ochtend’?

A

ochtend, de

ochtend betekent ‘morning’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat betekent ‘of’?

A

of

of betekent ‘or’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is ‘rijden’?

A

rijden

rijden betekent ‘to drive’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat betekent ‘s avonds’?

A

’s avonds

’s avonds betekent ‘in the evening’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat betekent ‘s middags’?

A

’s middags

’s middags betekent ‘in the afternoon’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat betekent ‘s morgens’?

A

’s morgens

’s morgens betekent ‘in the morning’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat betekent ‘s nachts’?

A

’s nachts

’s nachts betekent ‘at night’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat betekent ‘s ochtends’?

A

’s ochtends

’s ochtends betekent ‘in the morning’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is ‘sporten’?

A

sporten

sporten betekent ‘to do sports’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat betekent ‘tussen de middag’?

A

tussen de middag

tussen de middag betekent ‘at noon’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is ‘vanavond’?

A

vanavond

vanavond betekent ‘tonight’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is ‘vanmiddag’?

A

vanmiddag

vanmiddag betekent ‘this afternoon’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is ‘vanmorgen’?

A

vanmorgen

vanmorgen betekent ‘this morning’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is ‘vannacht’?

A

vannacht

vannacht betekent ‘last night’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is ‘vanochtend’?

A

vanochtend

vanochtend betekent ‘this morning’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat betekent ‘volgend’?

A

volgend

volgend betekent ‘next’ in het Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat betekent ‘vorig’?

A

vorig

vorig betekent ‘previous’ in het Nederlands.

42
Q

Wat betekent ‘vrij’?

A

vrij

vrij betekent ‘free’ in het Nederlands.

43
Q

Wat is ‘week’?

A

week, de

week betekent ‘week’ in het Nederlands.

44
Q

Wat is ‘weekend’?

A

weekend, het

weekend betekent ‘weekend’ in het Nederlands.

45
Q

Wat betekent ‘aflopen’?

A

aflopen

aflopen betekent ‘to end’ in het Nederlands.

46
Q

Wat betekent ‘alweer’?

A

alweer

alweer betekent ‘again’ in het Nederlands.

47
Q

Wat is ‘collega’?

A

collega, de

collega betekent ‘colleague’ in het Nederlands.

48
Q

Wat is ‘eten’?

A

eten

eten betekent ‘to eat’ in het Nederlands.

49
Q

Wat is ‘feest’?

A

feest, het

feest betekent ‘party’ in het Nederlands.

50
Q

Wat betekent ‘graag’?

A

graag

graag betekent ‘gladly’ in het Nederlands.

51
Q

Wat is ‘half’?

A

half

half betekent ‘half’ in het Nederlands.

52
Q

Wat betekent ‘hoe laat’?

A

hoe laat

hoe laat betekent ‘what time’ in het Nederlands.

53
Q

Wat is ‘klaar’?

A

klaar

klaar betekent ‘ready’ in het Nederlands.

54
Q

Wat is ‘kwart’?

A

kwart, het (tijd)

kwart betekent ‘quarter’ in het Nederlands.

55
Q

Wat is ‘kwartier’?

A

kwartier, het

kwartier betekent ‘quarter of an hour’ in het Nederlands.

56
Q

Wat betekent ‘laat’?

A

laat

laat betekent ‘late’ in het Nederlands.

57
Q

Wat is ‘land’?

A

land, het

land betekent ‘country’ in het Nederlands.

58
Q

Wat is ‘lezen’?

A

lezen

lezen betekent ‘to read’ in het Nederlands.

59
Q

Wat betekent ‘over’?

A

over (kwart over twee)

over betekent ‘past’ in de context van tijd, bijvoorbeeld ‘quarter past two’.

60
Q

Wat betekent ‘precies’?

A

precies

precies betekent ‘exactly’ in het Nederlands.

61
Q

Wat is ‘programma’?

A

programma, het (tv)

programma betekent ‘program’ in het Nederlands.

62
Q

Wat is ‘tijd’?

A

tijd, de

tijd betekent ‘time’ in het Nederlands.

63
Q

Wat is ‘verjaardag’?

A

verjaardag, de

verjaardag betekent ‘birthday’ in het Nederlands.

64
Q

Wat betekent ‘voor’?

A

voor (vijf voor acht)

voor betekent ‘to’ in de context van tijd, bijvoorbeeld ‘five to eight’.

65
Q

Wat is ‘vriendin’?

A

vriendin, de

vriendin betekent ‘girlfriend’ in het Nederlands.

66
Q

Wat is ‘ander’?

A

ander

ander betekent ‘other’ in het Nederlands.

67
Q

Wat betekent ‘anderhalf’?

A

anderhalf

anderhalf betekent ‘one and a half’ in het Nederlands.

68
Q

Wat is ‘bus’?

A

bus, de

bus betekent ‘bus’ in het Nederlands.

69
Q

Wat is ‘centrum’?

A

centrum, het

centrum betekent ‘center’ in het Nederlands.

70
Q

Wat betekent ‘duren’?

A

duren

duren betekent ‘to last’ in het Nederlands.

71
Q

Wat betekent ‘dus’?

A

dus

dus betekent ‘so’ in het Nederlands.

72
Q

Wat is ‘halte’?

A

halte, de (de bushalte)

halte betekent ‘stop’ in de context van openbaar vervoer.

73
Q

Wat betekent ‘hoeveel’?

A

hoeveel

hoeveel betekent ‘how much’ in het Nederlands.

74
Q

Wat is ‘keer’?

A

keer, de

keer betekent ‘time’ in de context van aantal, bijvoorbeeld ‘one time’.

75
Q

Wat betekent ‘lang’?

A

lang

lang betekent ‘long’ in het Nederlands.

76
Q

Wat is ‘les’?

A

les, de

les betekent ‘lesson’ in het Nederlands.

77
Q

Wat betekent ‘nemen’?

A

nemen

nemen betekent ‘to take’ in het Nederlands.

78
Q

Wat betekent ‘per’?

A

per

per betekent ‘per’ in het Nederlands.

79
Q

Wat is ‘station’?

A

station, het

station betekent ‘station’ in het Nederlands.

80
Q

Wat betekent ‘tot’?

A

tot (van … tot)

tot betekent ‘until’ in het Nederlands.

81
Q

Wat betekent ‘vaak’?

A

vaak

vaak betekent ‘often’ in het Nederlands.

82
Q

Wat is ‘vakantie’?

A

vakantie, de

vakantie betekent ‘holiday’ in het Nederlands.

83
Q

Wat is ‘ziekenhuis’?

A

ziekenhuis, het

ziekenhuis betekent ‘hospital’ in het Nederlands.

84
Q

Wat betekent ‘al’?

A

al

al betekent ‘already’ in het Nederlands.

85
Q

Wat is ‘beste’?

A

beste

beste betekent ‘best’ in het Nederlands.

86
Q

Wat betekent ‘feliciteren’?

A

feliciteren

feliciteren betekent ‘to congratulate’ in het Nederlands.

87
Q

Wat betekent ‘geboren’?

A

geboren

geboren betekent ‘born’ in het Nederlands.

88
Q

Wat is ‘hartelijk gefeliciteerd’?

A

hartelijk gefeliciteerd

hartelijk gefeliciteerd betekent ‘heartfelt congratulations’ in het Nederlands.

89
Q

Wat zijn ‘hartelijke groeten’?

A

hartelijke groeten, de

hartelijke groeten betekent ‘kind regards’ in het Nederlands.

90
Q

Wat is ‘het bericht’?

A

het bericht

het bericht betekent ‘the message’ in het Nederlands.

91
Q

Wat betekent ‘jarig’?

A

jarig

jarig betekent ‘having a birthday’ in het Nederlands.

92
Q

Wat is ‘jong’?

A

Jong

jong betekent ‘young’ in het Nederlands.

93
Q

Wat is ‘kalender’?

A

kalender, de

kalender betekent ‘calendar’ in het Nederlands.

94
Q

Wat is ‘lieve’?

A

lieve

lieve betekent ‘dear’ in het Nederlands.

95
Q

Wat betekent ‘oud’?

A

oud

oud betekent ‘old’ in het Nederlands.

96
Q

Wat betekent ‘pas’?

A

pas (pas 19)

pas betekent ‘only’ in de context van leeftijd, bijvoorbeeld ‘only 19’.

97
Q

Wat betekent ‘toch’?

A

toch (dat is toch niet oud)

toch betekent ‘after all’ in het Nederlands.

98
Q

Wat betekent ‘tot’?

A

tot (tot zaterdag)

tot betekent ‘until’ in het Nederlands.

99
Q

Wat betekent ‘vieren’?

A

vieren

vieren betekent ‘to celebrate’ in het Nederlands.

100
Q

Wat betekent ‘wanneer’?

A

wanneer

wanneer betekent ‘when’ in het Nederlands.

101
Q

Wat is ‘wc’?

A

wc, de

wc betekent ‘toilet’ in het Nederlands.

102
Q

Wat betekent ‘worden’?

A

worden

worden betekent ‘to become’ in het Nederlands.