Tijd Flashcards

1
Q

daarna

A
  • bijwoord
  • それから
  • Daarna gaan we eten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vervolgens

A
  • bijwoord
  • それから (=daarna)
  • Vervolgens neem je de eerste straat links.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voordat

A
  • conjunctie
  • 〜の前に
  • Ik ga boodschappen doen, voordat ik naar je huis ga.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nadat

A
  • conjunctie
  • 〜のあとに
  • Ik zal je bellen, nadat ik deze les heb gedaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zodra

A
  • conjunctie
  • 〜するとすぐに
  • Ik bel je, zodra ik thuis ben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zolang

A
  • conjunctie & bijwoord
  • 〜している限り
  • Ik blijf binnen, zolang het regent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

terwijl

A
  • conjunctie
  • 〜している間に
  • Ik moet werken terwijl de anderen vakantie hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

totdat

A
  • conjunctie
  • それまで
  • Wacht met eten, totdat ik thuis ben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

alvorens

A
  • bijwoord
  • voordat (formeel)
  • De stukken grondig bestuderen, alvorens een advies uit te brengen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

toen

A
  • conjunctie & bijwoord
  • ## 〜のとき
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly