theorieen Flashcards

1
Q

traditioneel model fitts & possner

A

fase 1: verbaal cognitieve fase: verbale instructies, bewust met oefening bezig

fase 2: associatie fase: verband wordt gelegd tussen gevoel en een goede uitvoering

fase 3: autonome fase: gaat automatisch, vooral impliciet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dynamische systeem theorie

A

hoe komt gedrag tot stand (interactie van factoren bepaald gedragstoestand)

  • niet lineair
  • variabiliteit
  • omgeving en gedrag relatie (open systeem)
  • zelforganisatie
  • complex systeem (interacterende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

constrains-led approach - Newell

A

gesimpliceerde benadering van de dynamische systeem theorie. gedrag afhankelijk van drie aspecten:
persoonsfactoren
taakfactoren
omgevingfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 leerfasen van Newell

A
  • inperken van overtollige vrijheidsgraden
  • controle krijgen over de vrijheidsgraden
  • ontstaan van taakspecifieke structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ecologische psychologie

A

relatie tussen waarnemen en bewegen staat centraal. onlosmakelijk met elkaar verbonden.
- affordances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vrijheidsgraden probleem - Bernstein

A
  • overtolligheid aan vrijheidsgraden moet worden ingeperkt (freeze out)
  • opnemen van vrijheidsgraden (releasing)
    “expertise is een compromis tussen bewegingsvrijheid en controleerbaarheid”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bernstein- niveaus van bewegingssturing

A

Level A: spierspanning
Level B: aansturen van spieren (bij ritme)
Level C: beweging afstemmen op omgeving
Level D: taak specifieke beweging, wat wil je bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale leertheorie

A

leren is afhankelijk van gevolgen van gedrag

  • we leren door kennis te verwerven over de ‘responses’ op gedrag
  • observeren en imiteren
  • observationeel leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

applied model for the use of observation

A

hoe kun je in de praktijk gebruik maken van observationeel leren?

  • model: mastery of coping model
  • aandacht: aandacht op de juiste aandachtspunten > trainen door visual of verbale cueing
  • voorbeeld vaker laten zien en terug komen
  • waar kijkt de expert naar > eye movement modeling
  • videofeedback: zelfobservatie, zelfmodeling, feed forward modeling, zelfgestuurde videofeedback > betere vaardigheid en techniek (autonomie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

informatietheoretische benadering

A

bewegingen worden opgeslagen in CZS

  • input > perceptuele mechanisme > beslissingsmechaniscme > effector mechanisme > output
  • motorische proramma’s zijn opgeslagen in CZS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adams closed loop theory

A

input > perceptual mechanism >memory trace >perceptual trace > output

  • korte feedback (level 2) perceptual trace vergelijkt memory trace met beweging. feedback loop terug naar memory trace (onbewust)
  • lange feedback (level 3) feedback na uitvoering van beweging leidt terug naar perceptual mechanism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

schmids schema theorie

A

algemenere schema die kunnen worden aangepast aan wat er nodig is

  • initial conditions
  • respons specifications
  • sensory consequences
  • respons outcomes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

challenge point framework

A

er is een optimaal punt waarop het meest efficient geleerd wordt. dit gaat over het aanbieden van de juiste hoeveelheid informatie

  • te veel informatie kan leiden tot guidance hypothesis (feedback afhankelijkheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

theorie van invarianten

A

invarianten zijn bepaalde vaststaande informatie dingen die, wanneer je een bepaalde waarde of gegeven hebt , je een andere waarde kan bepalen

  • optisch stroomveld
  • tau
  • optische acceleratie
  • traagheidsmoment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly