Thema3 Flashcards

1
Q

Wanneer is motivatie een goede predictor voor werkprestatie?

A

Als ability of kunde niet te beperkt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het verschil uit tussen distal theory en proximal?

A

Proximal is een theory die dicht staat op waar het betrekking op heeft. Een doel op het werk bijv.
Distal staat er verder van af, bijv. een algemene theorie die op veel dingen geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is een need theory distal of proximal?

A

Distal, het is een algemene theorie (die tegenwoordig minder populair is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg de two-factor theory uit

A

Motivatie zou komen van het werk zelf en niet extrinsieke beloningen.
Animal need aspects = hygiene factors = salaris, supervision, collega’s en organisatieregels.
Growth = motivator factors = erkenning, verantwoordelijkheid, prestaties en de eigenschappen van het werk zelf.

Oftwel is de baan interessant en verdiend het genoeg. Volgens herzberg gaat het vooral om de motivator factors.

Minder wetenschappelijk onderbouwd, wel nuttig om nadruk te leggen op zinvol werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de Reinforcement theory uit.

A

Law of effect. Mensen gaan door als hun gedrag positief beloond word en minder vertonen als het bestraft word.
Dit kan in geld of complimenten zijn, of zelf een gevoel van prestatie. Deze theory is niet heel populair in I/O.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werken incentives om mensen gemotiveerd te houden? (Reinforcement theory)

A

Ja, vooral bij simpele baantjes kan je deze inbouwen. Voor complexere banen kan je dan natuurlijk suboptimalisatie krijgen, alleen werken op gebieden van de incentive.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de expectancy theory?

A

Een verlengde van reinforcement theory. Alleen gaat het hier om de verwachting of bepaald werk wel of niet iets gaat opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de Vroom’s theory formule uit (expectancy theory). Force = Expectancy x som (Valences x instrumentalities)

A

Force = motivatie om iets te doen
Expectancy de kans dat iemand de ability heeft om het gedrag uit te voeren (self-confidence)
Expectancy van 0 betekent dat iemand zeker weet dat hij het niet kan, 1.0 zeker wel.
Dus hoe meer iemand denkt dat hij het kan, hoe meer motivatie.

Valence = de waarde van de reward, bijvoorbeeld geld. Geld kan een andere waarde hebben voor verschillende personen.

Instrumentality is de kans dat iemand denkt dat het gedrag zal leiden tot de reward. Iemand kan dus zeker weten dat hij het gedrag kan vertonen, maar als de kans dat dit leid tot de reward klein is is de motivatie minder.

Je kunt met deze formule de force = motivatie uitrekenen. Kun je ook gebruiken door bijvoorbeeld 2 opties die je kunt doen op een avond af te wegen. Welke score hoger is heb je meer motivatie voor.
Belangrijkste is dus: Kan ik het, leid het tot een reward met hoge kans en is de reward hoog genoeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg de self-effiacy theory uit

A

Deze theorie gaat uit van dat mensen presteren en willen werken als ze denken dat ze geschikt zijn en het aankunnen. Als ze denken dat ze het niet kunnen zullen ze minder gemotiveerd zijn. Uiteraard moeten ze ook nog wel wat vaardigheden hebben, anders zal het alsnog niet leiden tot job performance. Self-efficacy theory lijkt een beetje op self-fulfilling prophecy.

Het lijkt er dus op dat hogere efficacy = hogere motivatie = betere prestatie.


How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is de self-effiacy theory een bredere theorie dan bijvoorbeeld de expectancy theory?

A

Self-efficacy lijkt een beetje op de expectancy theory alleen gaat het hier meer om de General feeling of iemand iets wel of niet kan in een bepaald gebied. Dit gebied is meer breed dan de specifieke activiteit waar de expectancy theory zich op focust.
Expectancy theory = als ik mn best doe kan ik winnen + reward drive
Effiacy = ik ben een goede speler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het galatea effect?

A

Galatea effect is dat mensen beter performen als ze denken dat ze het goed kunnen. Ook zorgt hogere effiacy voor hogere well-being en minder stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg de Equity theory uit

A

Equity theory is dat mensen gemotiveerd zijn om eerlijkheid te krijgen in de organisatie. Ze vergelijken bijv. Hun input (werk/talent) met andere medewerkers en wat ze ervoor terug krijgen (bijv. Waardering, status en geld).

Het gaat dan vooral om de vergelijking met andere.

Volgens Adams van de Equity theory zorgt onderbetaaldheid voor boosheid en overpayment voor schuldgevoel + eerder stoppen met baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke mechanismes treden in werking als volgens de equity theorie iets oneerlijk word bevonden?

A

Er zijn dan 3 mechanismes die relevant zijn: het veranderen van de input (bijvoorbeeld minder hard werken), het veranderen van de outcome (meer salaris vragen) of helemaal ontdekken van de situatie als er oneerlijkheid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Equity theory is nu een soort andere fairness theory geworden waarin aandacht is voor distributive justice en procedural justice. Leg deze twee uit.

A

Distributive is vergelijkbaar met Equity (hoeveel krijgt iedereen en is dit eerlijk). Procedural justice is of er dan in het proces vooraf nog wat aan gedaan word, ook al is dat niet direct te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Eerlijkheid is direct gerelateerd met job performance. Hoe kijken vrouwen en mannen anders tegen eerlijkheid aan?

A

Vrouwen vinden de procedural justice balgnrijker en mannen meer de distributie justice (directe resultaten/verdeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan het hebben van een learning orientation en een performance orientation een conflict met elkaar hebben? (Goal theory)

A

Stel je wil ergens van leren maar je moet snel door voor prestaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 zaken zijn belangrijk bij het vaststellen van doelen bij goal theory?

A
  • Goal acceptance (passen bij individu en organisatie)
  • Feedback op progress
  • Difficult en challinging goals
  • Specific goals (niet te vaag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Werkt goal theory altijd?

A

Vooral bij simpele vast te stellen doelen, bij complexere taken is dit niet altijd goed mogelijk. Groepsdoelen werken trouwens beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de control theory?

A

Een verlengde van de goal theory. Bij het nastreven van doelen word er steeds goed gekeken of het doel nog haalbaar is of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de action theory?

A

Action theory gaat dus verder dan alleen doelen zetten. Het plant alles om dat doel te bereiken in kleinere acties en volgt de Progress daarvan. Dit helpt mensen het doel te bereiken. Het begint wel met eigen desire ipv organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen state oriented mensen en action oriented mensen bij de action theory?

A

De theory maakt ook onderscheid tussen action oriented mensen en state oriented. Action stellen doelen en houden er aan vast tot het doel is bereikt. State oriented zijn makkelijk afgeleid en laten hun doelen varen als er setbacks zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het meeste onderzoek is gedaan op job satisfaction in het geheel en niet op individuele facetten (bijv. alleen salaris of collega’s). Welke 4 culturele verschillen zijn er te vinden?

A
  • Individualisme / collectivisme (eigen prestatie, gezamelijke focus)
  • Masculinity (focus op job performance of juist of health en well-being)
  • Power distance (tolerance voor power, uiten van power over andere)
  • Uncertainty avoidance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Is de totale satisfaction een optelsom van alle facetten van satisfaction?

A

Nee, de facetten correleren uiteraard met total job satisfaction maar de ene facet kan zwaarder wegen dan de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Er is tegenwoordig veel aandacht voor interactionist perspectief of person-job fit, wat betekent dit?

A

Het is niet altijd de baan die per se leuk of minder leuk is. Bepaalde type mensen vinden bepaalde type banen leuk. Het is dus de bedoeling de juiste type mensen aan de juiste banen (en baancondities) te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Noem 5 kenmerken van een baan die in verband zijn gebracht met job satisfaction

A
Skill variety
Task identity (doe je alles of een deel van de job)
Task significance
Autonomy
Task feedback
26
Q

Leg uit wat job scope is

A

Job scope (totale complexity van een baan) de 5 bovenstaande opgeteld en gecombineerd.

27
Q

Mensen ervaren bij nieuwe complexity in hun baan tijdelijk novelty satisfaction. Leg dit uit.

A

Job satisfaction neemt toe als mensen nieuwe dingen mogen doen, maar normaliseerd daarna weer.

28
Q

Er is een correlatie met job satisfaction en job scope. Waarom is dit een correlatie en niet causaal verband>

A

Misschien dat mensen die job complexity zoeken ook over het algemeen meer tevreden zijn

29
Q

Er is een correlatie met job pay en job satisfaction. Waar kijken mensen vooral naar?

A

Of het eerlijk is. Mensen die een andere baan hebben en meer verdienen is vaak meer te accepteren dan iemand met dezelfde baan die meer verdiend en minder hard werkt.

30
Q

Wat zijn chronic kickers?

A

Mensen die altijd klagen over hun baan

31
Q

Job conditions blijken belangrijk voor job satisfaction. Waardoor kunnen onderzoeken soms echter niet causaal worden gezien en alleen als correlerend?

A

Er zijn mensen die predisposed zijn om hun baan leuk te vinden of juist niet, gewoon al in beginsel. Dit is onderzocht door job satisfaction van baanhoppers te meten.

Welke persoonlijkheidseigenschappen nou eigenlijk belangrijk zijn is nog niet zo uitgebreid onderzocht. Maar sommige mensen met bepaalde eigenschappen lijken gewoon voor de rest van hun leven predisponed to zijn voor positief job satisfaction of juist niet. Zij zien wellicht het hele leven in een positiever of negatiever daglicht.

32
Q

Twee traits van mensen correleren direct met job satisfaction. Een daarvan is negative affectivity. Leg deze uit.

A

mensen die vooral de neiging hebben om alles negatief in te zien. Deze blijken inderdaad een aardige correlatie te hebben met job satisfaction.

33
Q

Twee traits van mensen correleren direct met job satisfaction. Een daarvan is locus of control. Leg deze uit.

A

Mensen die meer internals zijn denken dat ze zelf controle hebben over hun leven en hebben meer job satisfaction. Externals denken dat alles geluk is en door omstandigheden en hebben minder job satisfaction.

34
Q

Hoe zit het met leeftijd en job satisfaction?

A

Oudere mensen zijn vaker tevreden met hun baan dan jongere. Eerst hoger. Dan Tussen de 26-31 is het t laagst. Daarna neemt het eigenlijk alleen maar toe.

35
Q

Een personality trek die onderzocht is is de growth need strength (GNS). Wat is dit?

A

Dit is iemands desire om meer autonomie en achievement te krijgen. Mensen met meer GNS hebben meer correlatie met job eigenschappen en job satisfaction. Mensen met veel GNS zullen dus ontevreden zijn met lage scope jobs.

36
Q

Is er een correlatie met job satisfaction en prestatie?

A

Ja, maar matig. 0,2.

37
Q

Is er een correlatie met turnover en dissatisfactie?

A

Jazeker

38
Q

Is er een correlatie met afwezigheid en job satisfaction?

A

Niet echt, afwezigheid kan veel oorzaken hebben

39
Q

Er is ook een correlatie tussen life satisfaction en job satisfaction. Wat zegt de spillover hypothese?

A

De spillover hypotheses zegt dat geluk of ongeluk in bepaalde gebieden van het leven ook door kan sijpelen naar andere gebieden.

40
Q

Er is ook een correlatie tussen life satisfaction en job satisfaction. Wat zegt de Compensatie hypothesis?

A

Compensatie hypothesis is dat als je ongelukkig bent in het ene (bijv. Je baan) dat je daarnaast naar leuke dingen zoekt om te compenseren.

41
Q

Segmentation hypotheses is dat dit allemaal niet met elkaar verbonden zou zijn. Welke hypothese over correlatie met life satisfaction en job satisfaction is wetenschappelijk onderbouwd?

A

Spillover hypothese

42
Q

Wat is de meest geaccepteerde definitie van een leider?

A

Het idee is vaak wel dat een leider iemands attitudes, opvattingen, gedrag en gevoel beinvloed, meer dan een ander iemand.

43
Q

Wat is de power van een leider?

A

Hoeveel de leider iemand kan beinvloeden

44
Q
Leg de volgende powers uit:
Expert power
Referent power
Legitimate power
Reward power
Coercive power
A

Expert power: Iemand die meer weet of meer kan word eerder serieus genomen door zijn ondergeschikte. Let wel op dat dit vooral gaat om de opvatting van de ondergeschikte over hoe goed iemand is, niet per se wat hij daadwerkelijk kan. Ook een titel zoals PhD kan helpen.
Referent power: in hoeverre een ondergeschikte de leidinggevende aardig vind of niet. Lijkt op charisma power.
Legitimate power: Power vanuit een titel. Het is wel belangrijk dat de ondergeschikte bepaalde titels serieus nemen, anders werkt dit niet.
Reward power: Power omdat iemand Rewards kan geven zoals een bonus of promotie.
Coercive power: Power om iemand te ontslaan, te straffen etc.

45
Q
Welke van de powers werkt het slechtst?
Expert power
Referent power
Legitimate power
Reward power
Coercive power
A

Coercive

46
Q

Met welke power moet je goed oppassen omdat mensen alleen nog daar voor werken?

A

Reward power

47
Q

Wat is political action?

A

Hoe mensen power vergaren in organisatie

48
Q
Er zijn drie manieren van meer power krijgen (political action)
Controlling decision processes
Forming coalities
Co-opting
Leg deze uit
A

Controlling decision processes: Dit kun je krijgen met bepaalde taken of posities of je ergens bij aan te sluiten.
Forming coalities: support geven in ruil voor support voor wat jij wil
Co-opting: de oppositie meer stem of kracht geven maar niet genoeg zodat ze kunnen beslissen. Zo hebben ze het gevoel minder oppositie te zijn.

49
Q

Waar is political action vooral belangrijk? Belangrijker dan personal power?

A

In grote organisaties

50
Q

Wat is political skill?

A

Political skill is het kunnen beïnvloeden van anderen zodat ze gedrag uitvoeren dat beneficial is voor hen of de organisatie.

51
Q
Political skill kun je indelen in:
- Social Astuteness
- Interpersonal influence
- Networking
- Apparent sincerity
Leg deze uit
A
  • Social Astuteness: Mensen begrijpen en sociale situaties inschatten (niet per se emoties)
    Interpersonal influence: skill om mensen aan te zetten tot bepaald gedrag
    Networking: mensen leren kennen, contacten onderhouden en zo zorgen dat doelen behaald worden
    Apparent sincerity: open, eerlijk en betrouwbaar overkomen en zo invloed uitoefenen.
52
Q

Leg de 4 invalshoeken voor leiderschap uit:

  • Trait approach
  • 
Behavior approach
  • Contingency approach
  • Leader-member exchange theory and charismatic/transformational approach
A

Trait approach: who will make a good leader?

Behavior approach: What do good leaders do?
Contingency approach: Under a given condition, who will be a good leader and what behavior is effective here?
Leader-member exchange theory and charismatic/transformational approach: How does the interaction between subordinate and supervisor affect the behavior of the subordinate?

53
Q

Welke traits heeft een goede leider?

A

Hoog op emotional stability, extraversie, openness to Experience en ordelijkheid.

54
Q

Twee dingen zijn erg belangrijk bij de behavior approach van leiderschap:
- Consideration
- Initiating structure
Leg uit

A
- Consideration (hoeveel iemand begaan is met zijn ondergeschikten)
Initiating structure (hoe duidelijk maakt de leider wat zijn rol is en wat hij verwacht van zijn ondergeschikte) Ook maken van planning etc.
55
Q

Leg de LPC methode uit (questionairre voor least prefered colleague)

A

Met wie werkt hij het minst graag samen en welke eigenschappen heeft deze persoon. De LPC score. Een hoge LPC score betekent dat iemand vooral relatiegericht is en een lage LPC score vooral taakgericht.

56
Q
Situationeel control, of te wel hoeveel invloed een supervisor heeft over zijn ondergeschikten hangt af van:
Leader-member relations
Position power
Task structure
Leg uit
A
  • Leader-member relations: in hoeverre kunnen ondergeschikte goed overweg met hun supervisor
    Position power: duidelijk. Kan iemand rewards en straffen geven. En hoeveel macht heeft hij.
    Task structure: in hoeverre zijn de taken voor de ondergeschikte goed vastgesteld.
57
Q

Waar gaat de Leader-Member Exchange (LMX) THeory vanuit?

A

Deze theorie gaat minder uit van groepen (je moet zo omgaan met deze groep) maar meer individueel als supervisor naar een specifiek persoon.
Het is wel belangrijk op te letten dat mensen andere omgang ook als iets vervelends kunnen opvatten. Waarom hij zo en ik zo.

58
Q

Wat is een hired hands of out group?

A

Er kunnen twee soorten relaties ontstaan tussen supervisor en ondergeschikte. Een binnengroep (de cadre) of een out group (hired hands). De ene word meer mee gedeeld en mogen meer inbrengen. De andere niet.

59
Q
4 componenten van transformationeel leiderschap
Idealized influence
Inspirational motivation
Individualized consideration
Intellectual stimulation
leg uit
A

Idealized influence: in hoeverre ze mensen aanzetten met statements en high standards
Inspirational motivation door visie zoals I have a dream
Individualized consideration: het idee geven dat je om mensen geeft
Intellectual stimulation: mensen laten nadenken over hoe het beter kan

60
Q

Waar gaat het Vroom-Yetton Model vanuit?

A

Dit gaat in op bij welke situatie welke soort beslissingsmaken hoort. Je kunt dan van 1 (alleen de beslissing nemen) tot 5 (democratisch) een beslissing nemen. Dus van autoritair tot democratisch.

61
Q

Leg de term glass ceiling uit

A

Glass ceiling is een term dat vrouwen vaak niet doorstromen naar de hoogste leiderschapsposities.


Uit een Nederlands onderzoek blijkt dat vrouwen minder ambiteus zijn, minder geven om status en meer bezig zijn met familie dan mannen. Dat zou verklaren waarom een kleiner aandeel vrouwen voor de top gaat.